Bijlage 10
Concept van Heldring betreffende de financiële consequenties van de vlootwet (ongedateerd, 1923).
(vgl. p. 500)
De mededeelingen van den Minister van Financiën in de Tweede Kamer over de financieele vooruitzichten in Nederland en Indië hebben allen, die nog twijfelen mochten, doen zien, hoezeer de vlootwet de bezuiniging in den weg staat. Terwijl hij jarenlang, geen minister zijnde, de alarmklok luidde en in zijn eerste millioenennota den somberen toestand naar waarheid schilderde, trachtte hij nu bij zijn gehoor den indruk te wekken, dat het nog zoo erg niet is en dat de natie er bovendien met de vlootwet goedkoop vanaf komt.
De cijfers van de vlootwet voor het oogenblik daargelaten, is het toch buiten twijfel, dat het met onze financiën en staatshuishouding wel heel erg gesteld is. Nog altijd zeer groote tekorten en een hoogte van belastingen, welke aan het herstel van de welvaart in den weg staan.
Wanneer men, zooals ik, meent, dat wij ook in Indië onze souvereiniteit te handhaven hebben, stelt men zich ten aanzien van het vlootplan de volgende vragen:
1e. Laten onze financiën de verwezenlijking ervan thans toe?
2e. Is het vlootplan doeltreffend?
3e. Is de verwezenlijking ervan urgent?
1e. Financiën. Het behoeft hier geen betoog, dat de bedroevende stand der Nederlandsche financiën geen enkele uitgave toelaat, welke niet voor de cultureele en stoffelijke welvaart des volks of voor onze verdediging dringend noodig is. Integendeel, er moet bezuinigd worden op een wijze, die zeer drastische veranderingen in onze staatshuishouding en wetgeving medebrengt. Geschiedt dit niet, dan zal een catastrophaal einde onvermijdelijk zijn. De Nederlandsch-Indische financiën, ofschoon ook nog in zorgelijke toestand verkeerende, geven, zooals boven gezegd, eenige hoop op een eerlang evenwichtige begrooting, maar ook daar dienen met de meeste zorg alle niet strikt noodige uitgaven vermeden te worden en ook daar is het parool: verstandige bezuiniging. Met het oog op beide budgetten is de uitgave voor den vlootbouw dus alleen gewettigd indien zij, behalve doeltreffend, dringend noodig is. Verder verlieze men niet uit het oog, dat, ook indien Indië met het grootste gedeelte van de uitgave belast wordt, men niet aan de moeilijkheid ontkomt deze honderden millioenen hier te financieren, waarmede, ten nadeele van de bedreiging van de waarde van den gulden, onze vlottende schuld verhoogd zou moeten worden.