Herinneringen en dagboek (3 delen)
(1970)–Ernst Heldring– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 70]
| |
Naar West-IndiëVerheugd was ik, toen PapaGa naar voetnoota mij in het voorjaar van 1892 opeens verraste met het voorstel, mij een reis naar West-Indië te laten maken.Ga naar voetnoot1 Hij vond, dat ik in de leerschool van Briegleb genoeg kennis opgedaan had om eenige jaren in Engeland te gaan werken, maar hij achtte het nuttig, dat ik voordien in Suriname eens zijn cacaoplantageGa naar voetnoot2 ging bezichtigen en, om den toestand daar te kunnen vergelijken met de cultures elders, vooraf de Antillen en Venezuela zou bezoeken. Dat was aan geen doovemansooren gepreekt, en daar cacao maar op enkele plaatsen in de West groeit en rietsuiker er veel algemeener voorkomt - een gewas hetwelk ook op Java van groote beteekenis isGa naar voetnootb, dat ik later hoopte te bezoeken - was het niet moeilijk verlof te krijgen de reis naar Cuba, Porto-Rico en de kleinere Antillen uit te breiden. Zoodoende zou ook Curaçao, Nederlandsche kolonie, bezocht worden. Ik vond mijn vriend Van de Werk bereid mij te vergezellen.Ga naar voetnootc In de eerste dagen van November 1892, na ons eenige dagen te Parijs opgehouden te hebben, mijn eerste bezoek aan de lichtstad, die ik later vele dozijnen malen zou bezoeken en waar ik mijn vrouwGa naar voetnoot3 zou vinden, scheepten wij ons te St. Nazaire aan boord van de ‘France’, vroeger een Nederlandsch schip, met bestemming naar Port of Spain, Trinidad, in. De boot deed eerst de Fransche Antillen Guadeloupe en Martinique aan en had dus veel Fransche onderdanen, blanken en gekleurden, aan boord, waaronder eenige Corsicanen, die een belangrijke kolonie op Trinidad en in het Oosten van Venezuela vormden en voorts talrijke Venezuelanen en andere Zuid-Amerikanen van de Noordkust van het Continent; geen Engelschen of Duitschers, die het reizen onder nationale vlag verkozen. De zeereis was niet geriefelijk vergeleken bij de reizen die ikGa naar voetnootd later met de | |
[pagina 71]
| |
passagiersschepen van de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij na 1919 kon ondernemenGa naar voetnoot1; de groote kajuit was in de lengte van het achterschip, dat bij hooge zee bedenkelijk stampte, aangebracht; de hutten kwamen er ook op uit en ventileerden er al hun luchtjes en zeeziek-gekerm. Maar men was in die dagen niet verwend, en de overtocht, waarmede ± 14 dagen gemoeid waren, was in een oogwenk achter den rug. De schoone, groene eilanden, die de Caraïbische Zee als een gordel afsluiten met hun bergen en tropische plantenweelde en levendige zwarte bevolking, waren een openbaring voor ons. We bezochten ze bijna alle, alleen de zeer kleine en Jamaica niet. Ook Venezuela op den vasten wal en Curaçao, dat in een droge zone ligt en daarom met zijn armelijken plantengroei een contrast met de bovenwindsche oplevert. Cuba, de suikerrivaal van Java, heeft ook weinig bosch: het is één groene vlakte van riet- of tabaksvelden. Het varen op de zwoele wateren van de West-Indische zee, het aandoen van een ander eiland elken dag evenaart bijna het zwerven in de Molukken. Het zijn allebei de hemelsstreken waarnaar mijn hart terugverlangt.Ga naar voetnoot2 Acht maanden duurde die eerste groote reis in mijn leven.Ga naar voetnoot3 Buiten het kader viel Caracas, de coquette hoofdstad van Venezuela, op een hoogvlakte in de bergen gelegen, een oud Spaansch stadje, met een plaza met militaire muziek op Zondag en Donderdag, donkere oogen, wit gepoederde gezichten en zwarte mantilla's. We verkeerden in de diplomatieke wereld, ik weet niet, door welke introductie. Een Nederlandsch gezantschap ontbrak, maar de Fransche gezant, de Montclair, een aristocratische grijsaard, was de gastvrijheid zelve. Een even aristocratische Engelsman, Sir Vincent Barrington, die het land met een financieele missie bezocht, nam ons op zijn uitstapjes mede, en evenveel vriendelijkheid ondervonden wij van de Duitsche heren Alfred Blohm en Krohn van het huis Blohm & Co.Ga naar voetnoot4 Kerstmis en Nieuwjaar vierden we op Curaçao. Alle deuren staan dan open en men danst waar men wil. | |
[pagina 72]
| |
Het is een curieuse plaats: Willemstad. Echt Hollandsch van aanzien, sterk vernegerd van karakter, waarvan het Papiamento de levendigste uiting is. Destijds vegeteerde het eiland van wat smokkelhandel op Venezuela.Ga naar voetnoot1 Zijn prachtige natuurlijke haven, de St. Anna Baai, en het Schottegat lagen bijkans verlaten, spaarzaam aangedaan door de West-Indische mail en enkele andere lijnen.Ga naar voetnoot2 Na de ronde der Antillen gedaan te hebben, bezochten we Britsch-Guiana en Suriname, het eerste slechts oppervlakkig. We waren er in gezelschap van een toevalligen reismakker - Mr. Frith van Bermuda - en wijGa naar voetnoota ontmoetten er het mooiste meisje van de wereld, Miss Richter, never to meet again.Ga naar voetnoot3 Aan Suriname, vermakelijke en ongelukkige kolonieGa naar voetnoot4, besteedden we zes weken, net voldoende, om alle bewoonde plaatsen - Nickerie en CoronieGa naar voetnoot5 incluis, - suiker- en cacaoplantages, boschnegers en indianenkampen en een goudmijn te bezoeken. De gouverneur, de heer Van Asch van Wijck, was charmant, en hartelijk was de ontvangst op MariënburgGa naar voetnoot6, de groote | |
[pagina 73]
| |
suikeronderneming der Nederlandsche Handel-Maatschappij, waar de agent Van Geijt en zijn vrouw onze gastheeren waren, hartelijkheid overal waar we kwamen ondanks het onderling getwist der blanken, kleurlingen en joden, waardoor Suriname gekenmerkt werd en wordt. Ik kwam er eenige jaren later terug en bleef mijn leven lang in aanraking met de Kolonie. Er is niets veranderd. Alles mislukt er, gedeeltelijk als gevolg van den betweterigen aard der bevolking, maar voornamelijk wegens de afzijdige ligging buiten de groote scheepvaartroute, de hooge arbeidsloonenGa naar voetnoota, het protectionisme van de groote natuurlijke afzetgebieden en de niet al te besten bodem.Ga naar voetnoot1 | |
[pagina 74]
| |
Maar in die jaren zag ik dit anders in. Ik dacht dat er van dat schijnbaar rijke land wel wat te maken zou zijn, mits men het maar flink aanpakte. Het waren jeugddroomen. Na den slaventijdGa naar voetnoot1 toen arbeid niets kostte, is er geen succes meer geboekt, behalve in de bauxietontginningGa naar voetnoot2 door de Aluminium TrustGa naar voetnoot3, die een welkome royalty in de Koloniale Kas stort, maar overigens vrijwel buiten de economie van Suriname en zijn moederland staat. Wat mij echter het meest hinderde, was de totale onbekendheid van dat binnenland. Het was mij gegeven eenige jaren later krachtig aan de openlegging ervan door de uitzending van wetenschappelijke expedities mede te werken.Ga naar voetnoot4 Op een warmen Junidag van 1893 - de thermometer wees 93o Fahrenheit in de schaduw aan - stonden wij weer op de Place de la Concorde, niet overmatig gelukkig huiswaarts te keeren.Ga naar voetnoota |
|