[Eerste deel]
Woord vooraf
Ernst Heldring was een kind van zijn tijd en zijn milieu. Men beoordele hem, op grond van zijn nagelaten geschriften, allereerst naar de in die tijd algemeen aanvaarde maatstaven. Dan nog zal het oordeel vaak streng genoeg uitvallen over iemand die zelf niet altijd een mild beoordelaar van andermans gaven en daden was.
Heeft de schrijver dit zelf beseft? Meermalen gaf hij in de laatste jaren van zijn leven, toen hij bezig was met het rangschikken van wat hijzelf zijn ‘aantekeningen’ noemde, te kennen dat publikatie ervan hem niet voor ogen stond.
Wanneer zij die reden hebben hem in dankbaarheid te gedenken, desniettemin toestemming hebben gegeven tot publikatie, dan hebben zij dit gedaan in het volle bewustzijn dat deze ‘aantekeningen’ niet alleen de schrijver zelf, maar ook andere door hem beschreven personen soms in een ander daglicht stellen dan waarin hun nabestaanden hen zien.
De overweging echter dat de positie die Ernst Heldring bij zijn leven heeft ingenomen, ook voor zijn kinderen bepaalde verplichtingen meebrengt, gevoegd bij de constatering dat de Nederlandse geschiedwetenschap niet rijk gezegend is met dagboeken en gedenkschriften, heeft tot het besluit geleid deze geschriften niet achter slot en grendel te houden.
Wij prijzen ons gelukkig in prof. dr. Joh. de Vries een intelligent, erudiet en begrijpend bewerker gevonden te hebben. Onze erkentelijkheid gaat ook uit naar de instellingen en bedrijven die deze uitgave mede mogelijk hebben gemaakt. In het bijzonder geldt zij mr. D.A. Delprat, die de stuwende kracht achter dit werk is geweest en wiens nooit aflatende belangstelling de totstandkoming heeft vergezeld.
Leidschendam
j.l. heldring