(kwam?) ook in de adel voor. Kortom, taal heeft weinig met logica te maken.
Buiten het gezin en buiten rooms-katholieke kring markeert (markeerde?) het gebruik van zus(sen) dan wel zuster(s) dus een standsverschil. Daarover wordt niet graag openlijk gesproken, maar daarom bestaat het nog wel. Mijn stroom reacties bewijst dat standsverschillen nog wel degelijk worden gevoeld - dus bestaan.
Waarom wordt er niet graag over gesproken? Tja, we zijn een schijnheilig volkje, dat gauw vindt dat, zoals de spotter Christian Morgenstern (1871-1914) dichtte, ‘nicht sein kann, was nicht sein darf’. Daarom wordt er bij ons slechts besmuikt over zulke dingen gesproken, terwijl op zichzelf standstalen uit sociologisch oogpunt toch niet oninteressanter zijn dan streektalen.
Nu bevindt een Nederlander die zegt: ‘Alle Nederlanders zijn schijnheilig’ (of: ‘Schijnheiligheid behoort tot het Nederlandse geestesmerk’) zich min of meer in dezelfde situatie als de Kretenzer die zei: ‘Alle Kretenzers liegen.’ We kunnen dit dus beter door niet-Nederlanders laten uitmaken.
Gelukkig - of misschien beter: ongelukkigerwijs - geven we voldoende stof voor zo'n oordeel. De Brusselse Standaard van 7 april vergelijkt de reactie in Nederland op de brandaanslag in de Haagse Schilderswijk, die aan zes leden van een Turks gezin het leven kostte, met de ruim een miljoen kaarten met ‘Ik ben woedend’ erop die boze Nederlanders in 1993 naar Bonn stuurden als reactie op een soortgelijke aanslag in Solingen, waarbij vijf Turkse vrouwen omkwamen.
Inderdaad riep het radioprogramma dat vier jaar geleden tot die briefkaartenactie had opgeroepen (en waaraan toen minister Hirsch Ballin meedeed), niet op tot een bestorming van het Binnenhof. En de ‘Tocht van Woede en Wanhoop’ die in Den Haag tegen de paasdagen was georganiseerd, werd slechts matig bezocht. Hand in eigen boezem valt ons moeilijker dan in andermans boezem.
‘Nederland blijft op vele vlakken een “gidsland”, zeker voor Vlaanderen’, schrijft De Standaard. ‘De politieke cultuur staat er op een hoger niveau. De staat in zijn vele verschijningsvormen draait vlotter en is meer op dienstverlening aan de burgers afge-