Terug naar Amsterdam
In mijn Amsterdamse schooljaren ben ik maar twee keer in Rotterdam geweest. Ja, als we verder zuidwaarts gingen, reden we met de trein door Rotterdam, waarbij het Witte Huis, Nederlands enige wolkenkrabber, steevast de blikvanger was. Maar in Rotterdam ben ik toen alleen maar geweest om de trouwerij van ons kindermeisje bij te wonen en, zo'n tien jaar later, om de Emmaüsgangers te gaan zien. Dat dit schilderij wel eens niet van Vermeer zou kunnen zijn, kwam niet bij mij op. Achteraf natuurlijk wel.
Ook in Den Haag ben ik in die jaren maar drie keer geweest. De afstanden waren blijkbaar nog groot, vooral als je geen auto had. Wat wist ik eigenlijk van Rotterdam? Er werd gezegd dat daar zelfs de hoge standen plat praatten, maar in Amsterdam heb ik nog mensen uit die klasse gekend die kennen en kunnen door elkaar haalden. ‘Kojderal?’ betekende: ‘Kende je haar al?’
Dat zou allemaal veranderen toen ik in Leiden ging studeren. Daar kreeg ik vrienden die uit alle delen van het land kwamen, ook uit Rotterdam. Bij hen kwam ik aan huis, dus ook in Rotterdam. Bovendien waren ze geabonneerd op de Nieuwe Rotterdamsche Courant, die meer aan mijn belangstellingen bleek te voldoen dan het Algemeen Handelsblad, waarmee ik als Amsterdammer opgegroeid was. In mijn tweede Leidse jaar ben ik op de NRC overgestapt, niet wetend dat zij later mijn werkkring zou worden.
Pas na de oorlog werd dit voor mij werkelijkheid. Eerst solliciteerde ik bij het Algemeen Handelsblad, maar hoofdredacteur Von Balluseck zei mij dat er geen plaats voor mij op de redactie was (wat ik later ben gaan betwijfelen). Toen naar Rotterdam, waar hoofdredacteur Rooij na een gesprek zei dat hij het wel met mij wilde proberen. En zo trad ik per 1 augustus 1945 in dienst van de NRC, waar ik, alles bij elkaar, 23 jaar heb gewerkt. Na mijn vertrek uit Rotterdam in 1972 ben ik blijven werken voor een in Rotterdam uitgegeven krant - in totaal ruim zestig jaar.
Ik heb er nooit spijt van gehad. Ik vond de sfeer op de krant prettig, en Rotterdam, hoewel in 1945 nog een woestenij, beviel mij ook. De Rotterdammers bleken te beantwoorden aan hun faam: geen praatjes maar hard werken. Wie dat ook deed, werd door hen geaccepteerd, ongeacht zijn herkomst. Ook intellectueel kwam ik er niets te kort.
De NRC was, hoewel zij de enige nationale krant was die de naam van haar plaats van uitgave in haar naam droeg, geen typisch Rotterdamse krant, althans minder Rotterdams dan de andere nationale kranten, die allemaal in Amsterdam uitkwamen, Amsterdams waren. Het voordeel was dat we minder de adem van de concurrentie in onze nek voelden: het nadeel dat een zekere zelfgenoegzaamheid het gevolg was. Een hoofdredacteur heb ik eens horen zeggen: ‘Nieuws is pas nieuws wanneer het in de NRC staat.’ Voor de grap natuurlijk, maar intussen gaf hij hiermee een vrijbrief voor sommige redacteuren om op hun gat te blijven zitten.
Maar de afstanden tussen de steden werden in een rap tempo kleiner. Particulariteiten moesten wijken voor doelmatigheid en rendement. In de loop van de jaren zestig doemde de mogelijkheid van, eerst, samenwerking en, later, fusie tussen NRC en Handelsblad, die beide globaal een soortgelijk lezerspubliek bedienden, aan de horizon op. Wat jarenlang theorie was geweest werd in 1970 werkelijkheid: NRC Handelsblad ontstond.
Het was geen huwelijk tussen gelijke partijen. De NRC was onderdeel van een sterk en gezond concern. Het Handelsblad ‘had een te smalle basis om zelfstandig te kunnen voortbestaan’. Ik citeer hier het aardige boekje van Pien van der Hoeven Twee kranten, twee paleizen: over de oorsprong van NRC Handelsblad (2010), een voorstudie van haar proefschrift, dat zij najaar 2011 hoopt te kunnen verdedigen.
Dit machtsverschil tussen beide kranten manifesteerde zich hierin dat de nieuwe krant in Rotterdam uitgegeven zou worden. Een bittere pil voor de Amsterdammers, deels goedgemaakt door de samenstelling van de driekoppige hoofdredactie: twee van het Handelsblad komende en één van de NRC. Na twee jaar bleef er één over, die bij beide kranten had gewerkt.
Na ongeveer twintig jaar verhuisde de krant van de Rotterdamse binnenstad naar de Alexanderpolder in de periferie van de stad. De band met Rotterdam werd dus wel heel dun. En nu is het besluit gevallen dat de krant in 2012 naar de Amsterdamse binnenstad zal verhuizen: het Rokin, een paar honderd meter van het huis waar ik geboren ben en vijftien jaar gewoond heb. Als ik dan nog voor de krant werk, kan ik zeggen dat ik, in zekere zin, naar huis ben teruggekeerd.
Zo gaat de laatste nationale krant die niet in Amsterdam werd uitgegeven, zich ook in Amsterdam vestigen. Het zal zijn voordelen en aantrekkelijkheden hebben. Maar wil de krant zich blijven onderscheiden van de andere nationale kranten, dan zal zij ervoor moeten waken een typisch Amsterdamse krant te worden, want dat zou haar in de rest van het land kunnen schaden, waar Amsterdam er - niet ten onrechte - van verdacht wordt met dedain neer te kijken op de ‘provincie’ (waar Rotterdam dan ook toe gerekend wordt). Wat dat betreft, is het misschien goed dat zij geleid wordt door iemand wie deze inter-Hollandse gevoeligheden vreemd zijn.