Moed of luchtfietserij?
‘Nederland zal zich volop moeten inzetten om een sterke Europese Unie tot stand te brengen - een Europese Unie die zich op het wereldtoneel kan manifesteren als derde geopolitieke machtsfactor, naast de Verenigde Staten en China. Als de EU in het komende decennium die slag niet maakt, dreigen we de boot te missen en moeten we ons erbij neerleggen hoe anderen in de wereld de zaken voor ons bepalen.’
Aan het woord is minister van Buitenlandse Zaken Maxime Verhagen, die dit twaalf dagen geleden zei - niet lang na de sof van Kopenhagen, waar ‘de EU onvoldoende in staat was een vuist te maken’, en kort nadat president Obama had aangekondigd dat hij het niet nodig vond naar Madrid te komen voor een Europees-Amerikaanse top. Hij had belangrijkere dingen thuis te doen, en bovendien wist hij niet precies met wie hij in Madrid zaken zou doen.
Moeten we Verhagen dus bewonderen om zijn moed of laken om zijn luchtfietserij? In elk geval berustte zijn conclusie op een juiste analyse: de machtsverhoudingen in de wereld zijn aan het veranderen, en wel ‘in hoog tempo’. ‘De VS zullen zich, als Europa niet thuis geeft, steeds meer gaan richten op andere strategische partners. We kunnen er niet meer blindelings op vertrouwen dat de Amerikanen wel borg zullen blijven staan voor onze veiligheid.’ Bij Verhagen dus geen ‘Atlantische reflex’.
Het Europese alternatief is dus logisch, maar ligt daarom nog niet voor het grijpen. Een eerste vuurproef kwam vijf dagen later. De nieuwe ‘president van Europa’, Herman Van Rompuy, had de Europese Raad, die de lidstaten van de EU vertegenwoordigt (een intergouvernementeel lichaam dus) in Brussel bijeengeroepen om zich informeel te beraden op de economische toestand. Maar het werd een crisisberaad over Griekenland, dat, om het zacht te zeggen, niet in staat was gebleken zijn verplichtingen na te komen.
Wie nam de regie? Dat was niet Barroso, de voorzitter van de Europese Commissie (het in embryo supranationale orgaan van de EU); het was niet Zapatero, die het halfjaarlijkse voorzitterschap van de EU bekleedt. Die zaten er voor spek en bonen bij. Het waren de lidstaten, en in het bijzonder de twee machtigste: Duitsland en Frankrijk.
En de ‘president van Europa’? Wat was zijn rol in de door hem bijeengeroepen en voorgezeten bijeenkomst? Dat is nog enigszins onduidelijk. De Volkskrant schrijft daags erna in een bericht (uit Brussel): ‘Van Rompuys eerste EU-top liep bijzonder succesvol’ en in een ander artikel (uit Amsterdam): ‘De financiële markten, die reikhalzend hadden uitgekeken naar de woorden van Van Rompuy, waren niet erg tevreden’; de koers van de euro daalde een tikje. Laten we zeggen dat Van Rompuy nog moest wennen.
Maar ook de eigenlijke beslissers waren het, ondanks vertoon van eenheid, niet helemaal eens. Sarkozy spreekt al van een Europese ‘economische regering’. Merkel is voorzichtiger. De euro is destijds aan het Duitse publiek verkocht onder de belofte dat zij even sterk zou zijn als de D-mark. Het wil niet opdraaien voor schulden die anderen door slecht beheer gemaakt hebben. Bovendien moet Merkel rekening houden met het Constitutionele Hof, dat in juni bepaalde dat de EU zich niet langs sluipwegen nieuwe supranationale bevoegdheden kan toe-eigenen.
Griekenland kreeg dus geen directe hulp, maar werd wel onder een soort curatele geplaatst: in maart zal de Europese Commissie nagaan of de maatregelen die Griekenland zelf al aangekondigd heeft voldoende effect hebben gesorteerd. Zij zal zich daarbij echter wél moeten laten bijstaan door de Europese Centrale Bank en het Internationaal Monetair Fonds. De Frankfurter Allgemeine noemt dit een ‘klinkende oorvijg voor de Europese Commissie, die zij ook verdiend heeft’. Verdiend of niet - duidelijk is dat de lidstaten de zaak in eigen handen hebben genomen. Of dit de eerste stap is naar het Europa ‘als derde geopolitieke machtsfactor’, dat Verhagen binnen tien jaar tot stand wil zien gebracht? Daarvoor zal de EU toch eerst deze crisis moeten aangrijpen als een kans om de monetaire unie om te vormen tot een fiscale unie, wat bijna zou neerkomen op een politieke unie. Of zoals de econoom Arjo Klamer in deze krant (13 februari) zegt: ‘Een van beide moet wijken: de nationale soevereiniteit op begrotingsgebied of de euro.’
Bezit het concept Europa voldoende legitimiteit bij de nationale bevolkingen om deze stap te wagen? Het Franse en Nederlandse ‘nee’ van 2005 tegen de Europese ‘grondwet’ en de groeiende euroscepsis die zich daarna meester maakte van de geesten, stemmen, wat dat betreft, niet tot optimisme. Het is niet alleen de euro die op het spel staat, maar het hele Europese concept, dat al niet meer helemaal beantwoordt aan de droom van 1950.
In dit licht zou Verhagen er verstandig aan doen een paar van zijn knapste ambtenaren de opdracht te geven zich te beraden op de mogelijkheden van een terugvalpositie ingeval zo'n worstcasescenario zich zou voordoen. In het diepste geheim natuurlijk, want als dat zou uitlekken zou niemand meer geloof hechten aan de openbare woorden van de minister.
Maar misschien heeft hij al zo'n opdracht gegeven. Zo ja, dan hardnekkig ontkennen, hoor!
P.S. Ik keek er wel even van op, ik las dat Verhagen het had over ‘mannen, vrouwen en kinderen wiens rechten worden vertrapt’. Let wel: ik oefen geen kritiek. Taal verandert, en Verhagen is een man die met zijn tijd meegaat. Zullen we hem dus straks ook ‘hun hebben’ horen zeggen?
NRC Handelsblad van 18-02-2010, pagina 7