Amerika en wij
In een interview in het nieuwe tijdschrift Maarten! (zomer 2009) zegt Maarten van Rossem, die zijn voornaam aan dit blad heeft gegeven, sprekend over de vrouw van president Obama: ‘Die aandacht voor Michelle kan een stuk minder. We hebben háár toch niet gekozen?’ We? Welk collectief bedoelt Van Rossem met dit we? We hebben immers Obama zelf ook niet gekozen?
Deze vereenzelviging met Amerika gaat wel heel ver, maar is van Van Rossem nog wel te begrijpen. Hij is immers onze Amerikakenner bij uitstek. Zijn interpretaties en analyses op de televisie en elders zijn onnavolgbaar. Hij staat, om zo te zeggen, met Amerika op en gaat ermee naar bed - overigens zonder ooit in adulatie te vervallen.
Maar die vereenzelviging is niet uniek in ons land. Ook bij anderen vind je die fascinatie met Amerika terug. Tekenend is, wat dat betreft, het grote aantal mensen dat zweert bij de International Herald Tribune, de in Parijs uitgegeven Amerikaanse krant. Die is vaak hun enige buitenlandse nieuwsbron.
Nu wil ik niets kwaads over de International Herald Tribune zeggen. Ze is een voortreffelijke krant, maar de IHT verraadt haar oorsprong en reden van ontstaan niet: ze is in de eerste plaats bedoeld om Amerikanen die Europa voor korte of langere tijd bezoeken (of er zich zelfs komen vestigen), op de hoogte te houden van de gebeurtenissen in hun vaderland; naar de rest van de wereld, die er ook aan haar trekken komt, kijkt zij vanuit Amerikaanse ogen.
Wie de IHT als enige buitenlandse nieuwsbron gebruikt, maakt zich dus onwillekeurig een Amerikaanse blik eigen, met een aandacht voor het gebeuren in Amerika zelf die misschien niet meer in proportie is met de betekenis van dat land voor ons. Zeker, wat zich in Amerika afspeelt, is nog altijd fascinerend - we hebben het tijdens de laatste verkiezingen gezien - en zeker, Amerika is nog steeds het belangrijkste land ter wereld, maar niet meer zo belangrijk voor ons als in de dagen van de Koude Oorlog.
Met het einde van de Koude Oorlog, dus ruwweg sinds 1989, is de dreiging van de Sovjet-Unie, die de rechtvaardiging was van het Amerikaans-Europese bondgenootschap, verdwenen. Met andere woorden: voor zijn veiligheid heeft Europa Amerika minder nodig dan in de veertig jaar daarvóór, en omgekeerd is Europa niet langer het centrale toneel voor Amerika. Andere landen en continenten, zoals China en India, vragen zijn aandacht.
Voor Nederland, een land dat deel uitmaakt van het Europese continent, betekent dit ook een verschuiving van prioriteiten, al lijkt nog niet iedereen dat door te hebben. De prioriteit die Nederland tijdens de Koude Oorlog altijd aan de band met Amerika heeft gegeven (ook zonder het met zoveel woorden te zeggen), is, nu er geen Koude Oorlog meer is, minder vanzelfsprekend geworden.
Dat betekent niet dat Amerika nu de rug toegekeerd moet worden. Het besluit in 2003 om niet de partij van Frankrijk, Duitsland en België te kiezen in hun stellingname tegen Amerika inzake de oorlog in Irak, was daarom juist - hoezeer ook getwijfeld kon worden aan de rechtmatigheid van die oorlog. De Belgen hebben dan ook ‘duur betaald’ voor die stellingname, zegt ex-minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot in een interview in hetzelfde Maarten!: ‘Mijn Belgische collega kon nergens meer binnenkomen.’
Een verschuiving van Nederlands prioriteiten hoeft dus niet per se ten koste te gaan van de verhouding tot Amerika, maar zij vloeit wél logisch voort uit de verschuiving van machten in de hele wereld. Wat Nederland betreft kan die verschuiving niet anders gaan dan in de richting van nauwere samenwerking in Europa (niet noodzakelijkerwijs België, want ‘als er één land is waarmee we het vaak niet eens zijn, dan is het België’, zegt dezelfde Bot in dezelfde Maarten!).
Voor degenen wier belangstelling voor het internationale gebeuren nog voornamelijk gevoed wordt door, behalve hun eigen krant, de International Herald Tribune, zou het logisch zijn vaker een Europese krant ter hand te nemen, en dan eerder een Duitse dan een Franse krant, omdat Duitsland het belangrijkste land in Europa is.
Ik zie het hen echter nog niet zo gauw doen, niet zozeer omdat zij moeite hebben met het Duits alswel omdat de soort journalistiek die in de IHT bedreven wordt, op zichzelf - dus los van de politieke betekenis van Amerika zelf - aantrekkelijk is: bondig en terzake en, bij de columnisten, bijna altijd intelligent en vaak geestig.
Maar wie, naast zijn eigen krant, de voortreffelijke reportages en analyses in de Britse Financial Times en Economist leest, die de Amerikaanse scène minder als deelnemer dan als (niet-Amerikaanse) toeschouwer volgen, wordt op z'n minst even goed op de hoogte gehouden.
Niet iedereen schijnt door te hebben, schreef ik, dat de wereld sinds 1989 grondig veranderd is en onze relatie tot Amerika navenant. Heeft minister Verhagen dat wél door? In een interview in Christen Democratische Verkenningen (zomer 2009) zegt hij: het is ‘niet evident dat de Amerikanen, zoals vanouds, als eerste naar Europa zullen kijken als de vanzelfsprekende, geestverwante partner in machtspolitieke kwesties.’
Als dat zo is - en het is zo - dan zou de consequentie voor Nederland moeten zijn: minder ‘kwispelen voor Amerika’, iets waarvan de historicus Frank Ankersmit Verhagen beticht (eveneens in CDV). Een serieuzere consequentie zou moeten zijn dat bij een volgende kabinetsformatie Europese Zaken aan de minister van Buitenlandse Zaken toevallen en de rest van de wereld aan een staatssecretaris.
NRC Handelsblad van 16-07-2009, pagina 7