De verborgen kloof
‘Als je het Amerikaanse volk wilt leren kennen, dan moet je elke zondag een kerkdienst bezoeken.’ Deze raad gaf Stalin, die nooit in Amerika was geweest, Andrej Gromyko, die later jarenlang minister van Buitenlandse Zaken van de Sovjet-Unie zou worden, mee toen deze in het begin van de jaren dertig als jong diplomaat naar de pas geopende ambassade in Washington zou vertrekken.
Een verrassende raad van deze alleenheerser over een land dat het atheïsme propageerde, maar een goede raad. Immers, toen al was de godsdienst niet weg te denken uit het Amerikaanse openbare leven. Wanneer er nu dus wordt gesproken over een groeiende kloof in cultuur en mentaliteit tussen de Verenigde Staten en Europa, dan was die er toen al.
En toen ik zelf ruim twintig jaar later een vierjarig verblijf in de Verenigde Staten beëindigde, was mijn conclusie dat de godsdienst een wezenlijk andere plaats innam in de Amerikaanse dan in de Europese samenleving - althans de samenleving van Noordwest-Europa, maar toch ook van een katholiek, maar grotendeels geseculariseerd land als Frankrijk.
Zeker, dit fundamentele verschil had geen merkbare invloed op de politieke relatie tussen Amerika en West-Europa. Die waren toen vast verbonden in de Noord-Atlantische verdragsorganisatie. Ook ikzelf was toen een Atlanticus, meer dan een Europeaan - om de eenvoudige reden dat, zolang de Sovjet-Unie als een bedreiging werd gezien, Amerika de enige mogendheid was die de Europese veiligheid kon waarborgen, waartoe geen enkel Europees land, ook niet een verenigd Europa, in staat was.
Maar dat betekende wèl dat, wanneer eenmaal dat gevoel door de Sovjet-Unie bedreigd te worden, zou verdwijnen - en dat gebeurde met de val van de Muur in 1989 en zeker na de verdwijning van de Sovjet-Unie zelf in 1991 - die Europese afhankelijkheid van Amerika allengs minder zou worden. Ook Amerika zou Europa minder nodig hebben. Zie het unilateralisme van Bush jr. En de eersten die Obama na zijn inauguratie opbelde, waren niet de Europese leiders, maar Abbas, Olmert, Mubarak en de koning van Jordanië.
Nu Nederland zich dit jaar opmaakt om het vierhonderdjarig bestaan van New York - toen Nieuw-Amsterdam - te vieren, zal in de vele toespraken die dan gehouden zullen worden, op deze verandering in de Amerikaans-Europese - in dit geval ook: Amerikaans-Nederlandse - relatie zeker niet de klemtoon gelegd worden. Naar buiten toe zal alles koek en ei lijken. En waarom ook de feestvreugde bederven door zure opmerkingen?
Niettemin is de overeenkomst tussen Amerika en Europa in veel opzichten meer schijn dan wezen - en dat niet pas sinds Bush jr. Het is weer de plaats die de godsdienst in de samenleving inneemt, die het verschil uitmaakt. In Amerika is de godsdienst een centraal element in de samenleving, in Europa wordt hij steeds meer naar de rand gedrukt.
‘Religie en samenleving zijn in Amerika zo nauw met elkaar verbonden, dat het praktisch onmogelijk is de ene te begrijpen zonder rekening te houden met de andere’, aldus een Amerikaanse godsdienstsocioloog. Dat is niet het geval in een grote stad als New York, waartoe de Amerikaanse ervaring van veel Nederlanders zich beperkt, maar zodra je in de forensenplaatsen komt - om niet te spreken van het platteland - is de kerk het middelpunt van allerlei sociale activiteiten, meer nog dan de golfclub.
We spreken niet van de fundamentalistische kerken, die vanouds welig in het zuiden tieren, ook niet van de kerken die hun aanhang bij de zwarte bevolking vinden, maar van de ‘gewone’ kerken: methodisten, presbyterianen, episcopalen. De verschillen tussen deze zijn meestal niet groot, en wisseling van kerkgenootschap komt dan ook veel voor - vaak als gevolg van verandering in sociale status.
Ook de rooms-katholieke kerk hoort in dit rijtje, want die is eveneens geamerikaniseerd. Dat was Tocqueville 175 jaar geleden ook al opgevallen. President Eisenhower (1953-1961) heeft het eens kernachtig uitgedrukt: ‘Ons regeringstelsel heeft geen zin, wanneer het niet gegrondvest is in een diepgevoeld religieus geloof, en het kan mij niet schelen welk geloof’ (mijn cursivering). De eerder geciteerde godsdienstsocioloog spreekt dan ook van protestantisme, katholicisme en judaïsme als de drie takken van de Amerikaanse religie.
Je zou ook kunnen zeggen dat, terwijl in Europa de samenleving grotendeels geseculariseerd is, het in Amerika de godsdienst is waarmee dat gebeurd is. Daar is het niet zozeer de mens die God dient alswel God die gemobiliseerd wordt om de mens en zijn doeleinden te dienen. Kortom, een diesseitig geloof, dat zich weinig raad weet met lijden en dood en welks zondebegrip weinig existentieel is, zich beperkend tot zulke aardse zaken als overspel.
Zal het onder Obama heel anders worden, zoals zijn miljoenen vereerders in Europa hopen? Vergis je niet: ook hij is gelovig. ‘God roept ons op om vorm te geven aan een onzekere lotsbestemming’, zei hij in zijn inauguratierede. Wanneer een Nederlands politicus dit zegt, wordt hij door de café-intelligentsia met hoon overladen en voor hypocriet uitgemaakt. Hoe zou het komen dat dit met Obama nog niet gebeurd is?
Waarom heb ik het zojuist verschenen boek van Ronald Havenaar: Eb en vloed. Europa en Amerika van Reagan tot Obama niet genoemd, waarin hij ook spreekt over die kloof? Om twee redenen: 1. ik heb dit boek nog niet gelezen; 2. de kloof dateert van ver vóór Reagan, al zijn de diepste oorzaken ervan lang verborgen gebleven.
NRC Handelsblad van 05-02-2009, pagina 7