Juliana, Bernhard en de staatsraison
Eerst een bekentenis: het boek van Fasseur over Juliana en Bernhard heb ik nog niet gelezen. Maar ik heb er de laatste tijd zo veel over gelezen - niet alleen recensies, maar ook min of meer polemische reacties -, bovendien heb ik Fasseur er een paar keer over horen spreken, de eerste keer bij de presentatie van zijn boek op 11 november, dat ik meen tot een samenvattende conclusie te kunnen komen.
Die conclusie luidt: Bernhard was een schavuit, maar hij heeft wél de monarchie gered en daarmee het land een staatskundige crisis bespaard. Wat immers zou het alternatief zijn geweest? Als Greet Hofmans haar invloed op koningin Juliana zou hebben kunnen blijven uitoefenen, dan zou het staatshoofd onvermijdelijk te eniger tijd in botsing zijn gekomen met een kabinet dat een andere politiek voorstond dan Juliana wilde uitdragen.
Een eerste vuurproef was er al in 1952 geweest, vier jaar voordat de crisis uitbarstte. Juliana hield toen voor het Amerikaanse Congres een rede die helemaal niet conform de beleidslijn van het kabinet was. Om internationale ophef te voorkomen - de koppige Juliana zou weleens het hele bezoek aan de VS hebben kunnen afblazen - liet het kabinet haar dit toen doen.
Toen Juliana begin 1956, op instigatie van haar secretaris baron Van Heeckeren (die ook een adept van Hofmans was), een bijeenkomst van hoofdredacteuren, onder wie die van de communistische Waarheid, wilde organiseren, waarbij het kabinet zich voor zijn beleid zou moeten verantwoorden, hield het voet bij stuk. De invloed van Hofmans strekte zich dus wel degelijk uit over het politieke terrein.
Daar kwam dan in september 1956 een eind aan. Op advies van de commissie-Beel moest Hofmans Soestdijk verlaten. Het is goed er hier aan te herinneren dat het irrelevant is welk beleid kabinet respectievelijk staatshoofd voorstond. In een parlementaire democratie mag het niet zo zijn dat het staatshoofd een ander beleid, welk dan ook, bepleit dan het kabinet.
Wanneer Juliana, na verschijning van Fasseurs boek, nog verdedigers vindt, dan betonen die zich dus eigenlijk voorstander van een monarchaal bewind, zoals ook haar moeder in haar Londense ballingschap voor ogen had gestaan. Wanneer die verdedigers geen Oranjeklanten zijn, maar eerder van linksen huize, soms zelfs oud-marxisten zijn, dan is dat toch wel curieus. Waarschijnlijk geeft hun afkeer van Bernhard de doorslag.
Voor die afkeer zijn goede gronden. Bernhard was een flierefluiter, die bovendien een huistiran was, maar door zijn dochters geadoreerd. Waarschijnlijk is het niet in de eerste plaats uit zorg voor het staatsbestel dat hij in 1956 naar onorthodoxe middelen greep om de kat de bel aan te binden. Hij zal op z'n minst even bezorgd zijn geweest om zijn persoonlijke positie. Bij een breuk met Juliana zou hij zijn entree bij de groten der aarde kwijt zijn geraakt en vermoedelijk ook op aanzienlijk minder grote voet hebben moeten leven.
Over Bernhards motieven kunnen we dus een vieze smaak in de mond krijgen. Het moreel onbevredigende in dit drama is bovendien dat het niet de schavuit was die gestraft werd, maar Juliana, die moest breken met haar ‘lieve engel’, haar middelaar met ‘Boven’. Het komt er dus op neer dat de monarch een offer moest brengen om de monarchie te laten voortbestaan. Zo eiste het de staatsraison, zelfs in Nederland, waar een zekere preutsheid ons hindert dit te erkennen.
Maar Bernhard zou twintig jaar later zijn trekken thuis krijgen. In de Lockheedaffaire zou hij pas goed tonen de schavuit te zijn die hij was, meer dan in zijn buitenechtelijke escapades, die in vorstelijke kringen - en ook daarbuiten! - niet ongewoon zijn. Maar nu, in 1976, stond Juliana achter hem, zoals hij in 1956 niet achter haar gestaan had. Het is begrijpelijk wanneer velen dat op z'n minst onbevredigend vinden.
Maar hier doet zich het merkwaardige feit voor dat ook Bernhard op een flinke aanhang kon rekenen. Ik heb dat ervaren toen ik na Lockheed eens een kritisch artikel over hem schreef. Vele brieven bereikten mij toen - vooral uit marinekringen en het voormalig verzet - waarvan de gemeenschappelijke teneur was: ja, hij heeft fouten, zelfs onvergeeflijke fouten gemaakt, maar 't is zó'n vent! Er is dus ook een raadsel Bernhard. Misschien dat Annejet van der Zijl, de historica die nu met zijn biografie bezig is, het zal ontsleutelen.
Blijf een vraag: waarom heeft koningin Beatrix Fasseur toegang gegeven tot de intieme briefwisseling tussen Juliana en Bernhard? Kinderen willen meestal geen weet hebben van de intimiteiten tussen hun ouders en zullen zeker niet willen dat anderen ervan smullen. Wat kan haar daartoe bewogen hebben? De staatsraison? Zo ja, welke?
Prof. H. Daalder, de biograaf van Drees, vraagt zich dit in de Volkskrant van 12 november ook af. Hij oppert vragenderwijs de volgende motieven. ‘Leek het wenselijk een tegenwicht te geven tegen de negatieve indruk die de postume publicatie van interviews met Bernhard (...) achterliet? Was het een vervolg op Bernhards streven tot rehabilitatie en correctie van hem stuitende beweringen die over zijn moeder en hemzelf opgeld deden?’
Of: ‘Sprak de wens mee te laten zien hoezeer het koninklijk gezin geleden heeft onder de invloed van Hofmans op Juliana en onder de toenemende spanningen binnen de hofhouding? Was wellicht het verlangen beslissend eens en voor al de versluierende geheimzinnigheid op te heffen en voor alle betrokkenen - en met name de toekomstige koning en zijn gezin - een definitieve streep onder de Hofmansaffaire te zetten’?
De historicus die antwoord op die vragen kan geven, moet waarschijnlijk nog geboren worden, want bij Beatrix' leven zullen wij dit waarschijnlijk niet te horen krijgen. Dat Fasseur niet naar haar motieven heeft gevraagd, is begrijpelijk. Een onderzoeker is al lang blij dat hij toegang krijgt tot geheime archieven en vraagt dan niet: waarom?
NRC Handelsblad van 27-11-2008, pagina 7