De sleutel blijft verborgen
Spiritualiteit - wat is dat precies? Van Dale zegt dat het 1. geestelijk bestaan; 2. geestelijke levenshouding kan betekenen, wat ons niet veel verder helpt. De Franse Van Dales (Littré en Robert) voegen er nog aan toe: wat los staat van de materie, wat bevredigender is, maar het nadeel heeft een negatieve omschrijving te zijn.
In een boek over wederdoperij en spiritualisme in de 16de en 17de eeuw, uitgegeven door Brill (Leiden), wordt het spiritualisme in die tijd als volgt gedefinieerd: ‘de neiging stoffelijke middelaars tussen God en de individuele gelovige - mensen dan wel voorwerpen, soms zelfs de Bijbel - weg te laten.’ Dat begint erop te lijken, maar geldt het ook voor de moderne spiritualiteit?
Onlangs stond in de televisiegids een uitzending aangekondigd als ‘interview over spiritualiteit’. Aha, nu zullen we het hebben, dacht ik. Wat we te zien kregen was een gesprek met een niet onsympathieke vrouw die miljoenen had verdiend in Moskou. Ze had blijkbaar ook een boekje over spiritualiteit geschreven, maar daar ging het gesprek nauwelijks over. Het ging voornamelijk over haar miljoenen en haar liefdes.
Is het woord dan, zonder object gebruikt, even zinledig als ‘visie’ en ‘betrokkenheid’, woorden die ook mooie gevoelens wekken, maar in feite niets zeggen? Toch geeft het Titus Brandsma Instituut te Nijmegen sinds 1998 een serie uit, getiteld Studies in Spirituality. Daarin zijn tot dusver zestien studies verschenen, lopende van de poëzie van Hadewych, religie en eros in de Duitse Middeleeuwen, vrouwenliederen in de 15de en 16de eeuw, en mystiek bij de dichters Wordsworth en Whitman. Een enigszins vreemde eend in deze bijt lijkt de laatste studie. Die is van de Nederlandse oud-diplomaat Edy Korthals Altes, die in 1986 als ambassadeur in Madrid aftrad, omdat hij het kernwapenbeleid van zijn regering niet langer kon verdedigen.
De titel van zijn boek luidt: Spiritual Awaking. The Hidden Key to Peace and Security, Just and Sustainable Economics, A Responsible European Union. Met een zekere gretigheid heb ik zijn boek ter hand genomen, in de hoop daarin het antwoord te vinden op mijn vraag naar de zin van spiritualiteit, zeker nu zij als ‘verborgen sleutel’ werd aanbevolen. Altes begint met de drie grote gevaren te schetsen die de wereld bedreigen: het gebruik van kernwapens, de kans waarop hij nu groter acht dan tijdens de Koude Oorlog; de ecologische ramp die ons te wachten staat; en de groeiende kloof tussen rijk en arm in de wereld. Al deze gevaren zijn reëel. Wat dat betreft, ziet Altes geen spoken.
Waar schrijft hij deze gevaren aan toe? Hij is ervan overtuigd dat ‘de crisis van de moderne samenleving in nauw verband staat met de onverschilligheid jegens het transcendente - het bewustzijn een oneindig klein, maar niettemin integrerend onderdeel van het heelal, Gods wereld, te zijn’. Op dit thema keert hij herhaaldelijk terug. Hij ziet ‘een nauw verband tussen de (achttiende-eeuwse) Verlichting en de tegenwoordige verkrampte kijk op het wezen van de mens’. Het resultaat is onze huidige ‘hedonistische beschaving’.
Deze ‘fundamenteel verkeerde houding ten opzichte van het leven’ is niet ‘het werk van duivelse krachten buiten onze macht’, maar ‘cultureel bepaald’ en dus ‘veranderbaar’. Maar ‘een simpel beroep op “normen en waarden” is onvoldoende; niets minder dan een geestelijk réveil zal tot een echte verandering in onze houding leiden’. Kortom, ‘een echte mutatie’ is nodig, een ‘nieuwe ethische wereldomvattende consensus’.
Ook hier ben ik bereid een eind met Altes mee te gaan, maar de scepticus in mij vraagt zich af: is er ooit kans op zo'n mutatie, vooral als ze ook nog eens wereldomvattend moet zijn? Altes zelf lijkt daar ook over in twijfel te zijn: enerzijds zegt hij dat de mensen ‘eindelijk beginnen in te zien dat de prijs die zij moeten betalen te hoog is’ en ‘we aan de vooravond van een doorbraak staan’, anderzijds meent hij dat ‘het tegenwoordige geestelijke klimaat niet stimulerend is’.
Heel juist is wat hij, wat dit betreft, over de democratie zegt: ‘democratische regeringen moeten binnen nauwe grenzen werken’, omdat ze ‘niet graag beleidsdaden voorstellen die zouden kunnen leiden tot een vervreemding van de kiezers’. Om dit cruciale punt wordt meestal met een grote bocht heengelopen, omdat het de mythe van de alleszaligmakendheid van de democratie aantast.
Maar goed, meer spiritualiteit zal ook dit probleem misschien oplossen. Maar wat is dan spiritualiteit? Altes wijdt enkele bladzijden aan deze vraag. Hij noemt haar ‘een onzichtbare, maar echte kracht’ en ‘het hart van religie’. Daardoor lijken alleen religieuze mensen die gave deelachtig te kunnen worden. En inderdaad: ‘spiritualiteit is geworteld in een diep innerlijk verlangen van de mens om zichzelf te overstijgen, teneinde toegang tot God te krijgen. De grondgedachte is hier dat mensen in wezen een oneindig deel van God zijn.’
Hij herhaalt dat nog eens: ‘Alles hangt ervan af of de gelovigen werkelijk één zijn in hun liefde voor Christus.’ En die niet-gelovigen dan? Mogen die niet meedoen? Jawel, maar alleen wanneer zij ‘diep verbonden zijn aan menselijke waarden’. Maar wat zijn die waarden dan? Hoezeer Altes ook dankbaar terugziet op zijn samenwerking met mensen ‘die zichzelf als agnostici beschouwen’, blijkbaar voldoen die toch niet aan de spiritualiteit zoals hij die omschrijft als een gave die ‘van Boven moet komen’.
Dat betekent niet dat de oplossingen die hij aandraagt voor de bestrijding van de drie gevaren het leven op aarde bedreigen, waardeloos zijn, maar ze lijken daardoor wel te gemakkelijk. Wat spiritualiteit ook moge zijn, het is misschien een voorwaarde, maar geen panacee. Alle spiritualiteit sluit het harde en vaak vervelende werk aan de oplossingen niet uit.
NRC Handelsblad van 17-07-2008, pagina 7