Een revolutie die niet doorging
Dit jaar lijkt het jaar van de herdenkingen te zijn. Mei 1968 is in alle toonaarden herdacht. Dat komt waarschijnlijk doordat de meeste deelnemers daaraan nog in leven zijn. Een gebeurtenis die zich tien jaar daarvóór voordeed en misschien nog wel belangrijker was, heb ik alleen in de Volkskrant herdacht gezien - door een historicus.
Op 1 juni 1958 kwam in Frankrijk generaal de Gaulle aan de macht, die zijn land een nieuw elan gaf en daarmee onrust schiep in de Europese en Atlantische wereld. H.L. Wesseling schreef dan ook dat de gevolgen van dat feit ‘voor Frankrijk (zowel binnenlands als buitenlands) veel groter geweest zijn dan die van mei 1968, dat nauwelijks iets veranderd heeft’.
Wat staat ons nog meer te wachten? In augustus zal het veertig jaar geleden zijn dat de Russen een eind maakten aan de ‘Praagse Lente’, maar voor de mei-68'ers was dat niet meer dan een verkeersongeluk, dat ze dan ook nauwelijks een herdenking waard zullen achten. Aan een herdenking van ‘München’ van september 1938, waarbij Engeland en Frankrijk Tsjechoslowakije aan Hitler uitleverden, zal wel niet onderuit te komen zijn, maar dat zal wel weer door historici gedaan worden.
In november komt ‘Reichskristallnacht’, ook van 1938, aan de beurt, maar ook het einde van de Eerste Wereldoorlog, twintig jaar daarvóór. Het opmerkelijke van al deze memorabilia is dat Nederland er niet direct bij betrokken was. Zelfs mei 1968 vond bij ons pas een jaar later navolging. Zou Heinrich Heine (of wie dan ook die gezegd mocht hebben dat in Nederland alles vijftig jaar later gebeurt) toch gelijk hebben gehad?
Toch kan binnenkort een gebeurtenis herdacht worden die bijna revolutionair te noemen is, al gaat het hier slechts om een ‘revolutie die niet doorging’. Ik doel op de poging van Troelstra, de grote man van de sociaal-democraten, om in november 1918, in navolging van de revolutie die de keizer in Duitsland van de troon had gestoten, ook in Nederland iets dergelijks te ontketenen.
Die poging op zichzelf was revolutionair omdat een echte revolutie steeds aan Nederland was voorbijgegaan. In 1848 maakte koning Willem II een revolutie overbodig, in 1795 was zij door de Fransen geïmporteerd. Acht jaar daarvóór was een poging ertoe van de Patriotten door de Pruisen in de kiem gesmoord. We moeten tot 1568 teruggaan om, een modern begrip op die tijd toepassend, van een Nederlandse revolutie te kunnen spreken.
Dat maakt Troelstra's poging van 1918 gedenkwaardig, maar ik moet bekennen dat ikzelf pas op die gedachte kwam toen ik het bericht las van het overlijden op 21 mei jl. van de historicus H.J. Scheffer, van wie in 1969 een boek verscheen over die poging: November 1918. Journaal van een revolutie die niet doorging. Reden voor mij om dat boek eens te gaan lezen.
Het is een wonderlijk en, wat Troelstra betreft, ook enigszins tragisch verhaal van een paar dagen waarin niet alleen Troelstra van mening was dat de revolutie voor de deur stond. Ook Rotterdams autoritaire burgemeester A.R. Zimmerman vond het nodig om, terwille de rust en orde in zijn stad, vooraf afspraken te maken met de socialisten voor het geval zij aan de macht kwamen - en dat terwijl de stemming in het land helemaal niet revolutionair was, zelfs niet in het nog niet gedemobiliseerde leger.
Maar Troelstra, een emotioneel man, taxeerde die stemming verkeerd. In een rede te Rotterdam op 11 november roept hij de arbeidersklasse op de macht te grijpen. Een dag later zegt hij in de Tweede Kamer zelfs dat ‘nu de politieke macht aan ons is’. Hij zegt dit zonder daarbij de steun te hebben van het grootste deel van zijn partijbestuur en zijn fractie, die de toestand beter schatten.
Intussen hadden de gezagstrouwen ruim de tijd om de tegenkrachten te mobiliseren. Troelstra zag spoedig in dat hij zich vergist had en stortte in. Het gevolg op lange termijn was wél dat hij met zijn vergissing zijn partij voor lange tijd buiten de regering hield. Pas in augustus 1939, aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, traden twee sociaal-democraten tot het kabinet toe. Troelstra was toen al negen jaar dood.
Scheffer volgt die ‘revolutie die niet doorging’ van dag tot dag. Daarbij valt op hoe, zelfs na vier jaar waarin de wereld om ons heen in brand stond, onvoorbereid Nederland was op abnormale gebeurtenissen. Zo proberen een paar gezagsgetrouwen op een weekeinde de minister van Oorlog te bereiken. Op zijn ministerie vinden ze slechts één onbewapende wacht, die niet weet waar de minister woont en wat zijn telefoonnummer is. Die onschuld zou Nederland nog lang bewaren en is het eigenlijk nog niet kwijt.
De andere boeken die Scheffer, die van huis uit economist was, schreef, betreffen meer persgeschiedenis - hij was zelf lange tijd actief journalist - en zijn ook lezenswaard, o.a. een over de kleurrijke avonturier Henry Tindal, oprichter van De Telegraaf, het middelpunt van een soort chronique scandaleuse in de hogere, zij het niet hoogste, kringen van het negentiende-eeuwse Amsterdam.
Scheffers verdiensten werden gehonoreerd door zijn benoeming, in 1970, tot secretaris van de Sociaal-Wetenschappelijke Raad van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen. Maar hij had ook een ander verleden: als verzetsman. Als zodanig was hij betrokken bij de liquidatie van een meisje dat verdacht werd van verraad. Dit kwam in 1951 tot een rechtszaak, waarvoor hij vrijwillig uit het buitenland overkwam. Hij werd veroordeeld tot één jaar voorwaardelijk.
Die eerlijkheid zou hij nog eens tonen in 1978, toen hij, uitgenodigd toe te treden tot een commissie die de zaak van de oorlogsmisdadiger Menten moest onderzoeken, de regering herinnerde aan die vergeten veroordeling. Slotsom was dat hij zich terugtrok. Kortom, hij was in veel opzichten een markant man, die het verdient ook in deze krant, zij het laat, herdacht te worden.
Er zijn minderen wie deze eer te beurt valt. Zo kreeg de querulant en narcist Willem Oltmans bij zijn dood in 2004 bijna een hele pagina. Dan waren Scheffers verdiensten toch heel wat groter. Maar ja, sommigen worden zo oud - Scheffer was van 1919 - dat een volgend geslacht helemaal niet weet wie ze waren en wat ze gedaan hebben.
NRC Handelsblad van 26-06-2008, pagina 9