Een kinderhand is gauw gevuld
Als Nederlanders mee zouden mogen doen aan de Amerikaanse presidentsverkiezingen, zouden zij zeker als één man (en vooral als één vrouw) op Obama stemmen. De geestdrift voor die man is zo groot dat die aan de Gorbimania van de jaren '80 doet denken, toen Gorbatsjov met zijn perestrojka en glasnost de sovjetmaatschappij op de schop probeerde te nemen (wat hem overigens zijn kop zou kosten).
Obama heeft nog geen enkele regeringsdaad verricht, en Nederland heeft zich al solidair met hem verklaard. Die geestdrift beslaat natuurlijk heel links, maar strekt zich ook uit tot in CDA en VVD. In HP/De Tijd van 6 juni heeft Ralf Groothuizen de uitlatingen van enkele politici over Obama genoteerd.
Daarbij valt op dat geen van allen het heeft over zijn programma - wat geen wonder is, want dat kent niemand - maar wél over zijn charisma. ‘Die man is zo onwaarschijnlijk charismatisch’, aldus een PvdA'er. Een partijgenoot, die Obama heeft horen spreken: ‘Mijn mond viel open. Ik dacht echt: Oh my God, wie is dit?’
Een VVD'er: ‘Ja! Laat Obama het maar worden. Hij weet je te raken. Het klopt dat hij de zwarte Kennedy van deze eeuw is.’ (Wat heeft de echte Kennedy, in de nog geen drie jaar van zijn presidentschap, kunnen bereiken? Hij liet de erfenis van Vietnam na.) Een andere VVD'er: ‘Als je hem (Obama) hoort praten, denk je: o, wacht even, wow!’
De toon is natuurlijk al veel eerder gezet door Wouter Bos, die zich al in februari voor Obama uitsprak, omdat hij ‘het meest inspirerend is’. Zoals Philip Stevens onlangs in de Financial Times schreef: ‘Met inspiratie betaal je geen rekeningen’ (en Amerika zit zwaar in de schulden). Dat zou een minister van Financiën moeten weten.
In dit alles zit iets griezeligs. Niet dat we daar Obama een verwijt van kunnen maken. Hij heeft onmiskenbaar charisma - meer dan Hillary en McCain. En dat hij daar als politicus gebruik van maakt, is volstrekt legitiem. Nee, het griezelige zit in de bereidheid van Nederlandse politici om, alleen op grond van iemands charisma, achter hem aan te lopen.
Hier kunnen we misschien een kleine, niet helemaal irrelevante anekdote inlassen. In 1977 komt Wouter Bos' voorganger Joop den Uyl als premier in Washington kennismaken met de net gekozen nieuwe president, Jimmy Carter. Als democraat kon deze, zeker na de periode-Nixon, rekenen op een préjugé favorable bij Den Uyl. Dit gunstig vooroordeel werd bevestigd door de ontvangst.
Carter kwam Den Uyl met brede glimlach tegemoet en zei: ‘My dear Prime Minister, ik ben zo blij u te ontmoeten, want ik heb zoveel van u gehoord en over u gelezen en over uw belangrijke rol in de wereldpolitiek.’ Den Uyl, natuurlijk verguld, verheugde zich op een goed gesprek. Ach, een kinderhand is gauw gevuld. Na een kwartier stond hij weer op de gang.
De ambtenaar die hem vergezelde - de diplomaat Charles Rutten, die hierover in zijn memoires vertelt - vroeg, later op de dag, aan zijn Belgische collega hoe het bezoek van zijn premier aan Carter was verlopen. Deze had de Belg op precies dezelfde manier ontvangen: ‘My dear Prime Minister, ik heb zoveel van u gehoord...’ enzovoort.
Terug naar Obama. Met zijn charisma alléén kopen we niets. Er zijn meer politici geweest die met hun charisma miljoenen achter zich kregen en wier bewind tenslotte op een catastrofe uitgelopen is. Niet dat dit met Obama, mocht hij tot president worden gekozen, hoeft te gebeuren, maar wat weten we per slot van rekening van de man? Zeker, hij oogt sympathiek, maar is dat een reden om je, als iemand die geen enkele invloed op de uiteindelijke keuze heeft, aan hem over te geven?
Er is nog iets. Laten we aannemen dat een president Obama goed voor Amerika zal zijn. Betekent dit dan ook dat hij goed voor de wereld, meer in 't bijzonder Europa, en nog meer in 't bijzonder Nederland, zal zijn? Dat moet nog blijken! Het is heel wel mogelijk dat een herstel van Amerika, dat dringend nodig is, in eerste aanleg ten koste zal gaan van zijn partners.
Het voorbeeld is er. In 1933, op het dieptepunt van de economische crisis, werd Franklin Delano Roosevelt, icoon van al wat progressief is, president van de Verenigde Staten. Een van zijn eerste daden op het wereldtoneel was de economische en monetaire wereldconferentie die in Londen bijeen was, te torpederen. Amerika's herstel had voor hem voorrang. ‘Eigen volk eerst’ is, als puntje bij paaltje komt, het onuitgesproken devies van elke politicus die herkozen wil worden.
Wat dit betreft, weten we in elk geval dít van Obama: dat hij - ongetwijfeld in overeenstemming met de meeste Amerikanen - vindt dat zijn land al te ver gegaan is op het pad van de vrije handel. Ook Hillary had zich in soortgelijke zin uitgelaten, daarmee het beleid van haar echtgenoot in de jaren '90 desavouerend. Slechts McCain blijft vrijhandelaar.
Ook Obama zal, als hij het al zou willen, de ontwikkeling van de laatste twintig jaar niet kunnen keren, die de opkomst van China en India heeft laten zien, waartegenover Europa's betekenis verbleekte.
Kortom, de zwaartepunten in de wereld verschuiven, en daar zal ook een president Obama rekening mee hebben te houden. Europa zal genoeg aanleiding vinden om ook over hem te klagen.
Maar zo ver is het nog niet. McCain is niet kansloos. Hoe groot is het percentage Amerikanen dat, zonder ervoor uit te komen, alleen in het stemhokje uiting zul geven aan zijn bedenkingen tegen een zwarte president? Een zwijgende meerderheid? Zo niet, dan zou, geheel los van de kwaliteiten en opvattingen van de man, de verkiezing van Obama tot president een gebeurtenis zijn die nu werkelijk de veel misbruikte kwalificatie van historisch zou verdienen.
NRC Handelsblad van 12-06-2008, pagina 9