Wanneer kerkvorsten hardop gaan denken
Eigenlijk zouden intellectuelen geen kerkvorst moeten worden. Met hun uitspraken stichten ze dan gauw verwarring bij het gewone volk en bereiken ze het omgekeerde van wat ze wilden. Het laatste voorbeeld leverde onlangs Rowan Williams, aartsbisschop van Canterbury en als zodanig titulair hoofd van alle anglicanen over de hele wereld, in totaal zo'n tachtig miljoen.
Bezorgd over de moeilijkheden die het bestaan van een grote minderheid van moslims in het Verenigd Koninkrijk veroorzaakt, zei hij twee weken geleden dat het beginsel dat één wet voor allen geldt, misschien enig gevaar (‘a bit of a danger’) opleverde en dat daarom het opnemen van bepaalde onderdelen van de islamitische wetgeving in het Britse recht onvermijdelijk leek.
Nu, de kat was in de gordijnen. Wat in een theologisch seminarium misschien nog geopperd kan worden, valt, zodra door de media gerapporteerd, bij de grote massa slecht. Geschrokken, verontschuldigde dr. Williams, wiens loopbaan eerder academisch dan pastoraal was geweest, zich voor de misverstanden waartoe zijn woorden wellicht aanleiding hadden gegeven.
Het doet denken aan het misverstand dat minister Donner (toen nog van Justitie) anderhalf jaar geleden wekte nadat hij, als puur theoretische hypothese, gezegd had dat, als tweederde van alle Nederlanders morgen de sharia zouden willen invoeren, dit wettelijk niet tegengehouden zou kunnen worden. Weliswaar was Donner geen kerkvorst, maar het huis was te klein, hoewel hij een waarheid als een koe gedebiteerd had.
Ongeveer tezelfdertijd stichtte een andere kerkvorst ook verwarring. In een rede voor de universiteit van Regensburg (waar hijzelf tussen 1969 en 1977 gedoceerd had) haalde paus Benedictus XVI een obscure Byzantijnse keizer uit de veertiende eeuw aan, die gezegd zou hebben dat de profeet Mohammed de wereld ‘alleen maar slechte en onmenselijke dingen’ had gebracht - een soort Wilders avant la date dus.
Het was natuurlijk niet de bedoeling van de paus geweest om de moslimwereld te beledigen, maar hij had vergeten dat onder zijn academisch gehoor zich ook vertegenwoordigers van de media bevonden - hij was per slot van rekening paus en niet zo maar een docent -, en die pikten natuurlijk juist die passage eruit als enige voor een groot publiek vermeldenswaardige.
Alweer groot tumult, maar nu vooral in de moslimwereld, en alweer een spijtbetuiging - wat nogal uitzonderlijk is voor een paus, ook al sprak Benedictus in Regensburg niet ex cathedra en was hij dus, volgens de leer van de rooms-katholieke kerk, deze keer niet onfeilbaar. Het tekent hoe weltfremd kerkvorsten kunnen zijn - wat ze ook weer iets sympathieks geeft.
Onlangs heeft de paus weer een obscure denker uit de kast gehaald, maar deze keer deed hij dat in een geleerd theologisch boek, Jesus von Nazareth, dat hij vorig jaar onder zijn naam, Joseph Ratzinger, het licht deed zien - een boek dat waarschijnlijk niet zo heel veel leken zullen lezen. De massamedia hebben er in elk geval nog niet op gereageerd.
De obscure denker die hij in dit boek citeert, is de Russische wijsgeer Vladimir Solovjov (1853-1900), buiten Rusland weinig bekend (vandaar het epitheton ‘obscuur’ ), wiens invloed op het Russische theologische en filosofische denken evenwel groot is geweest. Hij streefde naar een wereldomvattende theocratie. Het zou niet te verbazen zijn als Poetin, nu hij zijn marxistische veren van zich afgeschud heeft, zich ook eens op hem beroepen zou.
Hoe dit ook zij - Ratzinger noemt hem in het hoofdstuk dat over de ‘Verzoekingen van Jezus’ gaat. In de tweede verzoeking treedt de duivel als theoloog op en citeert hij de bijbel om Jezus in zijn val te lokken. Over dit soort verzoeking, schrijft Ratzinger, gaat ook Solovjovs Korte vertelling van de antichrist, waarin de duivel of antichrist een eredoctoraat in de theologie van de universiteit van Tübingen ontvangt.
Reden om dit geschrift eens te raadplegen. Hierin laat Solovjov de antichrist, die hij ook wel supermens noemt, zeggen: ‘Christus, de moralist, verdeelde de mensen naar goed en kwaad. Ik zal de mensen alles geven wat zij nodig hebben. Ik zal ze verenigen door zegeningen waar zowel goeden als kwaden gelijkelijk behoefte aan hebben. Ik zal de echte vertegenwoordiger zijn van God. Christus heeft het zwaard gebracht, ik zal de vrede brengen. Mijn oordeel zal niet alleen gerechtigheid uitdrukken, maar ook mildheid. Het woord van Christus wordt vervuld: “Ik ben gekomen in de naam van Mijn Vader, en gij neemt mij niet aan. Als een ander zal komen in zijn eigen naam, hem zult gij aannemen” (Joh. 5:43).’
Deze vertelling doet erg denken aan de bekendere vertelling van de Groot-Inquisiteur van Dostojevski (die overigens met Solovjov bevriend was): Jezus komt terug op aarde en wordt ontvangen door de Groot-Inquisiteur (waarin elke willekeurige kerkvorst gezien kan worden). Die bezweert Jezus terug te keren, want de mensen zijn te zwak om te volbrengen wat hij van hen eist. ‘Wij daarentegen’, zegt de Groot-Inquisiteur, ‘hebben ook de zwakken lief. Wij hebben uw werk verbeterd. En de mensen waren blij dat ze eindelijk verlost waren van de verschrikkelijke gave waarmee gij hun zoveel last had bezorgd.’
In beide vertellingen treedt de duivel niet op als de satanische gestalte waarin hij meestal wordt afgebeeld: grijnzend en met bokkenpoten, maar als milde figuur die de zwakken liefheeft en hun lasten verlicht en daarom des te verleidelijker is. Voorzagen Solovjov en Dostojevski de moderne, verzorgingsstaat, die geen God of Jezus nodig heeft?
Wat Solovjov in elk geval voorzag is dit: ‘Alle opstandige joden en christenen worden ter dood veroordeeld. Vele duizenden, ja tienduizenden worden meedogenloos afgeslacht.’ Hitler deed allebei: hij maakte van eigen land een soort verzorgingsstaat, die vrijwel tot het einde van de oorlog duurde, én vermoordde meer joden dan zelfs binnen Solovjovs voorstellingsvermogen lag. Hij, door miljoenen als een messias gezien, was de ware antichrist.
NRC Handelsblad van 21-02-2008, pagina 9