Voor buiten- of binnenlands gebruik?
In het algemeen uit zich de invloed van een klein land eerder in het negatieve dan in het positieve: het kan eerder, als het er de moed voor heeft, verhinderen dat iets bereikt wordt wat het in strijd met zijn belangen acht dan dat het anderen ertoe kan overtuigen, laat staan dwingen, iets te doen wat zijn belangen dient. Israël is het klassieke voorbeeld: het heeft, tegen grote druk in, zijn zelfstandigheid weten te behouden, maar is er niet in geslaagd zijn omgeving tot vreedzame coëxistentie te dwingen.
Ook de Nederlandse buitenlandse politiek kent voorbeelden van die stelling. Maar eerst een schijnbaar tegenvoorbeeld: medio jaren vijftig is op Nederlands initiatief, gesteund door België en Luxemburg, een ernstige impasse waarin het Europese integratieproces was geraakt, overwonnen. De naam van minister Beyen is hiermee verbonden. Maar hij had het tij mee: geen van de grotere mogendheden kon er, ieder om eigen redenen, nee tegen zeggen. En zo kwam de Europese Economische Gemeenschap, voorloper van de Europese Unie, tot stand.
Zo'n constellatie heeft zich daarna niet meer voorgedaan. Het tegendeel eerder. Zo kon minister Luns in het begin van de jaren zestig, door hardnekkig nee te zeggen, voorkomen dat de Gaulle zijn plan voor een Europese politieke unie - zonder Engeland en tegen Amerika - kon doordrukken. Nederland kreeg in zijn verzet soms de steun van België, soms niet. Zo niet, dan stond het er helemaal alleen voor. Tenslotte trok de Gaulle zijn plan terug.
Constatering van dit feit staat los van de vraag of Luns' beleid al dan niet geprezen moet worden. Zijn hardnekkigheid moet dit in elk geval wél, en daarvan hangt het succes vaak af. Niet altijd, zoals Luns' vrijwel gelijktijdige hardnekkigheid inzake Nieuw-Guinea aantoont. Daar moest hij tenslotte door de pomp gaan.
Minister Verhagen leverde onlangs een nieuw bewijs dat hardnekkig nee zeggen een ongewenst resultaat kan voorkomen. De meerderheid van de EU wilde een speciale samenwerkingsovereenkomst met Servië. Nederland, gesteund door België, weigerde zolang de van oorlogsmisdaden verdachte generaal Mladic niet zou zijn uitgeleverd aan het Haagse tribunaal. Die overeenkomst kwam er niet.
Ook hier is de vraag irrelevant of Verhagen er al dan niet verstandig aan deed zo hardnekkig nee te zeggen. (Zo kunnen we ons afvragen of Mladic niet al lang asiel heeft gevonden in Rusland, dat vanouds Servië graag ter wille is.) Waar het om gaat is dat, gelukkig of jammer genoeg, Verhagen die overeenkomst heeft weten te blokkeren.
Minder kansen lijkt Verhagen te zullen krijgen bij zijn pogingen zijn beleid inzake mensenrechten kracht bij te zetten. Hij heeft daar een hele nota aan gewijd: Naar een menswaardig bestaan, waarin o.a. staat dat ‘binnen het buitenlands beleid de bescherming en bevordering van mensenrechten een centrale plaats zal krijgen’.
Heeft dit die centrale plaats niet al lang? Een greep uit de memories van toelichting van enkele van Verhagens voorgangers: ‘Mensenrechtenbeleid vormt een centraal bestanddeel in het totale buitenlandse beleid’ (1985): in 1987 wordt dit een ‘belangrijke plaats’, in 1989 ‘een essentieel onderdeel’. Minister Van Aartsen (1998-2002) stelde zelfs een aparte ambassadeur voor de mensenrechten aan.
Wat waren de resultaten van het beleid van Verhagens voorgangers? Blijkbaar niet voldoende in zijn ogen. Dat legt hem de verplichting op te tonen dat zijn mensenrechtenbeleid meer kans op succes zal hebben. Een beleid moet per saldo niet alleen op zijn bedoelingen, maar ook op zijn resultaten afgerekend worden. Minister Verhagens moed moet geprezen worden, want hij komt met zijn goede bedoelingen op een ogenblik dat ze weinig kans op succes maken. Het Newyorkse Freedom House, dat sinds jaar en dag de mars van vrijheid en democratie door de wereld bijhoudt, heeft zojuist vastgesteld dat ‘het jaar 2007 gekenmerkt was door een opvallende tegenslag voor de vrijheid in de wereld’.
En wanneer president Bush en Amerikaanse banken zich gedwongen zien met de pet in de hand rond te gaan bij Saoedi-Arabië en andere potentaten die niet bekend staan om hun liefde voor de mensenrechten; wanneer bondskanselier Merkel moet zien goed te maken wat zij met haar ontvangst van de Dalai Lama bij China heeft verkorven - welke kans heeft dan een land van Nederlands importantie om gehoor te vinden voor zijn pleidooi voor de mensenrechten in zulke landen?
We kunnen Verhagen zelf niet verdenken van morele hovaardij, maar in de ogen van ex-koloniale volken is hij de vertegenwoordiger van een land dat het eeuwenlang ook niet zo nauw heeft genomen met de mensenrechten (zoals minister Pronk moest ervaren toen hij Indonesië kapittelde om zijn mensenrechtenpraktijk), terwijl de heersers van Rusland en China van hun lessen in marxisme misschien zullen hebben onthouden dat volgens Marx moraal een burgerlijk concept is.
Zal Verhagen meer succes hebben dan zijn voorgangers? Tja, als het eigenlijke buitenlandse beleid steeds meer Europees beleid wordt - in die zin dat het steeds minder gaat om Nederlands plaats in de wereld en steeds meer om zijn plaats in Europa - moet Verhagen het steeds meer zoeken in gebieden waar Nederlands invloed nog minder groot is dan in Europa - Soedan bijvoorbeeld, waar hij deze week op bezoek is - want Europa is voorbehouden aan staatssecretaris Timmermans, die dan ook vaker in de media van zich laat horen dan zijn baas.
Of voert Verhagen eigenlijk geen buitenlandse, maar binnenlandse politiek - in zoverre als hij de Kamer en de kiezers, die weinig besef hebben van buitenlandse politiek, met illusies probeert zoet te houden? Wat dat betreft, is er niet zo heel veel veranderd sinds B.M. Telders zeventig jaar geleden over het Nederlandse publiek schreef dat het ‘maar al te zeer een behoorlijke internationale scholing ontbeert en meent dat gemis door edele pacifistische bedoelingen en moraliserende beschouwingen te kunnen goedmaken’.
Als raspoliticus weet Verhagen zelf natuurlijk heel goed hoe de internationale vork in de steel zit. Tenminste: dat mogen we hopen.
NRC Handelsblad van 07-02-2008, pagina 9