Chaos: de Nederlandse variant
Een columnist wordt geacht een zekere, althans intellectuele, orde te scheppen in wat voor de gewone lezer chaos lijkt te zijn, eventueel zelfs een uitweg eruit te wijzen. ‘Commentatoren blijven zoeken naar een begrijpelijk patroon’, schreef mijn collega J.A.A. van Doorn zaterdag in zijn wekelijkse column in Trouw.
Maar als die chaos nu eens niet schijnbaar, maar werkelijkheid is? Als er geen begrijpelijk patroon te vinden is? Het lijkt er steeds meer op dat de wereld zich thans - sinds het einde van de Koude Oorlog - in zo'n toestand bevindt. Dan blijft decolumnist weinig anders over dan de functie te verrichten van een rei in een Griekse tragedie.
Waar we om ons heen kijken: chaos. Iedereen vindt dat de Amerikanen uit Irak moeten wegtrekken. Dat is zeker zo, maar als ze het doen, wordt de chaos nog groter, evenals de kans dat anderen dan zullen proberen orde in die chaos te scheppen. Afghanistan? Dat is nooit een land geweest, slechts een verzameling elkaar beoorlogende volken en stammen. Onze soldaten zijn er voor de wederopbouw. Maar wederopbouw van wat?
In Amerika zit de komende twee jaar - een lange tijd in de politiek - de president te midden van de scherven van zijn eigen beleid. De Democraten, nu in de lift, weten ook niet hoe uit die chaos te komen. Voorlopig is er geen leiding te verwachten van het machtigste en rijkste land ter wereld.
En Europa, dat wel eens als alternatief voor de Amerikaanse hegemonie wordt aangeprezen? Na de verwerping van het grondwettelijk verdrag is het het spoor helemaal bijster. Nelleke Noordervliet trok in de krant van zaterdag een vergelijking met de slag van Waterloo, in de ogen van de hoofdfiguur in Stendhals Chartreuse de Parme: ‘Het front bestaat niet, je bevindt je midden in de mêlée zonder overzicht.’ In een Europese politieke eenheid gelooft niemand meer.
De neiging wordt dan groot om vastigheid te zoeken in eigen vertrouwde omgeving. Die neiging ligt aan de wortel van de renationalisatie die zich overal merkbaar maakt. Maar is die vastigheid daar te vinden? In ons land leek het doodverklaarde CDA onder Balkenende de chaos die Pim Fortuyn had achtergelaten, te hebbenbedwongen, maar de verkiezingen van 22 november zetten alles weer op losse schroeven.
Op wie moest je stemmen bij de verkiezingen? Op Marijnissens SP, die Nederland uit iedere internationale orde - of wat er van over is - wil halen? Stalins ‘socialisme in één land’? Het bleek voor velen een aantrekkelijke optie, wat op zichzelf al een teken van renationalisatie is. Op Femke Halsema, de tot een liberalisme bekeerde leidster van een ratjetoe communisten, pacifisten, evangelisten en andere idealisten? Op de VVD? Wie stemt er nu op een partij die diep gespleten is, waarvan je dus niet weet welke koers die varen gaat: die van Verdonk of die van Rutte (wiens koers trouwens ook niet helemaal duidelijk is)? Die partij kreeg dan ook de kous op de kop en lijkt voorlopig uitgeschakeld. We kunnen makkelijk zeggen: eigen schuld. Maar wie moet nu het liberale geluid laten horen?
Op de PvdA? Voor een oppositiepartij was haar verlies bijzonder groot. Er werd wel gezegd dat Bos niet kiezen kon tussen Den Uyl en Kok, tussen de bevlogen drammer en de man die blij was de ideologische veren te hebben afgeschud. De eerste is, twintig jaar na zijn dood, nog een icoon in de partij, de tweede is dat nooit geweest (al was hij als stemmentrekker onmisbaar).
Zelf had ik het op geen enkele informatie berustende vermoeden dat Bos, een intelligente man die meer van de wereld had gezien dan zijn meeste partijgenoten en bovendien ruim twee jaar staatssecretaris was geweest onder de liberaal Zalm, het heimelijk eens was met het economische beleid van de kabinetten-Balkenende, maar dat niet kon zeggen. De titel van zijn boek Dit land kan zoveel beter was, wat dit betreft, onthullend. Daar stond dus eigenlijk: dit land is onder Balkenende op de goede weg. Niet overtuigend voor iemand die zich als alternatief presenteert. Zijn oppositie had dan ook iets krampachtigs.
Mijn vermoeden vind ik nu bevestigd in het oordeel van een vooraanstaande PvdA'er, die zelfs wel eens gedoodverfd werd als ideoloog van de partij, de hoogleraar politicologie J.W. de Beus. Die verwijt Bos eigenlijk niet te geloven in zijn eigen ‘schrille oppositietekst’, ja dat hij ‘in de campagne had moeten laten zien dat het beleid van Balkenende lang niet zo slecht was’. Kortom: ‘halfslachtig’ en ‘ambivalent’.
Bovendien was Bos, anders dan Kok en Blair, niet ‘de pijnlijke confrontatie met gevestigde hinderkrachten in eigen kring aangegaan’, alvorens de macht te veroveren. Een aarzelaar was hij dus ook, en dat maakt iemand slechts bij anderhalve intellectueel populair. Mijn vermoeden lag er dus niet zó ver naast. (Citaten uit de Volkskrant van 28 november en HP/ De Tijd van 1 december.)
De conclusie van de PvdA'er en vrijdenker De Beus was: stemmen op Balkenende. Ik ben lid van geen enkele partij, hoefde dus niet te vrezen van overspel beticht te worden; wél ben ik in beginsel secularist en dus tegen partijvorming op godsdienstige basis. Niettemin heb ik, evenals De Beus, CDA gestemd - zij het niet op Balkenende, maar iemand lager op de lijst, iemand met meer ervaring en kennis van het staatsrecht.
Waarom? Omdat ik een zekere vastigheid in de samenleving, zeker nu, nodig vind. Zelf eerder een twijfelaar zijnde, vind ik het prettig geregeerd te worden door mensen met vastere normen en waarden, al zijn ze niet altíjd de mijne. Weinig principieel, zult u zeggen. Het zij zo. Politiek is een kwestie van plooien en schikken, zeker in ons coalitieland.
Intussen ziet het ernaar uit dat na deze verkiezingen het plooien en schikken nog moeilijker zal worden dan anders. Eerder doemt het beeld van onregeerbaarheid op - een Nederlandse, dus minder dramatische, burgerlijke variant van de chaos. Vier jaar geleden hebben we die, met de LPF, ook even gekend. Nu lijkt hij zich, met de SP al dan niet in de oppositie, te gaan institutionaliseren.
NRC Handelsblad van 07-12-2006, pagina 9