De reikwijdte van een Nederlandse stem
Stel dat Nederlandse steden voortdurend onder raketvuur lagen vanuit een buurland. De regering van dat land had daar geen schuld aan, maar een gewapende militie, die zij niet onder controle kon - of misschien: niet wilde - krijgen. Zou het dan een overdreven reactie van Nederland zijn als het zelf militaire actie ondernam om een einde te maken aan die aanvallen?
Gelukkig bevindt Nederland zich niet in zo'n situatie, maar dat mag geen reden voor ons zijn niet te proberen ons in te leven in de situatie waarin Israël zich nu bevindt. In de Tweede Kamer bleek vorige week aan linkerzijde heel weinig van zo'n inlevingsvermogen (of -wil). Alleen al het feit dat minister Bot terzake ter verantwoording werd geroepen, toont in wat voor dromenland links vaak nog leeft.
In dat dromenland geldt dat wie goed doet goed ontmoet; en wanneer dat eens een keer niet opgaat, dan ligt dat niet aan de boosdoener, maar aan zijn sociale omstandigheden of aan de goeddoener zelf (hun zondebesef maakt ook sommige christenen gevoelig voor deze redenering). Het is het omgekeerde van de borreltafelstrategie: erop los slaan, en alles komt in orde (de VVD dacht zo in de jaren '40 de Indonesische kwestie te kunnen oplossen). Links denkt eerder: lief zijn, en alles komt in orde. In beide gevallen ontbreekt de analyse. Zeker: er kunnen vraagtekens gezet worden achter de manier waarop Israël de Hezbollah in Libanon tot zwijgen probeert te brengen. Moet de hele infrastructuur van dat land - om niet te spreken van zijn bevolking - daaraan werkelijk ten slachtoffer vallen? Maar aan de rechtmatigheid van de actie zelf kan niet getwijfeld worden. Zij is een daad van zelfverdediging, ja een kwestie van overleven.
Een andere vraag die gesteld kan worden is of de Israëlische actie enig gewenst effect zal sorteren, ja misschien niet een averechts gevolg zal hebben. Per slot van rekening heeft Israël vorige soortgelijke acties tegen Libanon vroeg of laat moeten afblazen en hebben deze meer bijgedragen aan de aanwakkering dan de onderdrukking van het extremisme. Maar ook deze legitieme vraag tast de legitimiteit van de actie zelf niet aan.
Dit te constateren betekent niet het gevaar van de situatie te onderschatten. Vroegere Israëlische acties waren in zoverre vrij ongevaarlijk, omdat de tegenstander, grosso modo de Arabische wereld, zwak en verdeeld was. Het conflict bleef plaatselijk beperkt. Nu evenwel is een andere speler op het toneel verschenen: het niet-Arabische Iran, rijk aan olie, een nucleaire mogendheid in de dop, met de ambitie de supermogendheid tussen Nijl en Eufraat te worden. De Hezbollah, door Iran geïnspireerd en bewapend, is zijn troef in dit grotere spel.
De toestand is dus alarmerend. In elk geval biedt hij heel weinig ruimte voor het existentiële optimisme dat links aanleiding geeft Israël en degenen die begrip hebben voor de situatie waarin het zich bevindt, te kapittelen. Deze rubriek zingt niet mee in het koor. De schrijver ervan is überhaupt weinig geneigd tot bedillen. Hij wil wel toegeven dat, zodra hij in een artikel - soms al in de kop erboven - leest: Israël moet dit.., Amerika moet dat.., Europa moet nog iets anders... en soortgelijke vermaningen aan andere mogendheden, hij subiet met lezen ophoudt. Niet dat hij het altijd met ze oneens is, maar de pretentie die eruit spreekt!
Hoever reikt de invloed van de Nederlandse commentator? Toch nauwelijks verder dan zijn schrijftafel? In elk geval niet over de grenzen heen. Zelfs minister Bots invloed is daar beperkt (zoals hij de eerste is die dat zal toegeven). Vandaar dat het van nationale zelfoverschatting - van Kamer of pers -- getuigt hem inzake Israël ter verantwoording te roepen.
Laat de Nederlandse commentator daarom volstaan met pogingen tot uitleggen of, om een gewichtiger woord te gebruiken, analyseren (hoe is de toestand in kwestie ontstaan, wat zijn de kansen van eventuele alternatieven enz.?). Dit werk, dat meer kennis vergt dan opiniëren, levert overigens nog genoeg stof tot tegenspraak.
Het is waar dat veel lezers in de krant liever de bevestiging van hun sym- of antipathieën en van hun (voor)oordelen lezen dan met onaangename waarheden geconfronteerd te worden. Maar draagt verontwaardiging of geestdrift bij tot verheldering (om niet eens te spreken van oplossing) van een situatie? Zulke gevoelens, menselijk ook, luchten het gemoed. Dat is alles.
Maar staat de commentator of analyticus dan zelf als een onbeschreven blad tegenover de gebeurtenissen en personen die hij beschrijft. Is hij, met andere woorden, helemaal objectief? Nee, natuurlijk niet. Zijn sociale of culturele achtergrond bepaalt misschien niet zijn zienswijze, maar kleurt haar wel. Dat is onvermijdelijk. En ook niet erg - zolang hij zich er zelf maar bewust van is en die zienswijze niet als de enig juiste of enig mogelijke proclameert.
We lijken ver afgedwaald van het thema Israël. Toch niet. Ik beken graag dat ook mijn zienswijze op Israël gekleurd is door mijn achtergrond. En dan denk ik niet zozeer aan de jaren 1940-1945 alswel aan het feit dat ik, gevormd (zoals zovelen onzer) door wat wel de joods-helleens-christelijke cultuur wordt genoemd, vanzelf meer gemeen heb met joden of Israëliërs dan met Arabieren. Het is veel misbruikte woord solidariteit wil ik daarvoor niet eens gebruiken.
Intussen lijkt Israël bereid te spreken over de mogelijkheid van een internationale strijdmacht in Zuid-Libanon. Als deze bereidverklaring niet bedoeld is als bliksemafleider, is zij een sprankje hoop dat verwelkomd moet worden. Maar onmiddellijk rijzen vragen over de omvang van die strijdmacht, over haar samenstelling, over het politieke gezag waaraan zij gehoorzamen moet, over het commando.
Als het haar taak is de Hezbollah te ontwapenen, zal Uruzgan, daarbij vergeleken, een picknick zijn. Over Uruzgan gesproken: bedreigt de toestand in Libanon de wereldvrede niet meer dan die in Uruzgan? Zo ja, kunnen de Nederlandse soldaten, voor Uruzgan bestemd, niet beter naar Libanon verlegd worden? Hier naderen we het terrein waarop de Nederlandse commentator nog wél de illusie mag koesteren dat zijn mening enigszins relevant kan zijn.
Wie zegt dat deze beschouwing pessimistisch is, heeft gelijk. De conferentie in Rome heeft dit pessimisme nog versterkt. ‘Deskundigen op het gebied van internationale betrekkingen zijn van nature pessimisten’, las ik laatst ergens. Nee, niet van nature. Het is hun deskundigheid die hen pessimistisch maakt.
NRC Handelsblad van 27-07-2006, pagina 7