Een olifant in de porseleinkast
Natuurlijk, kernwapens zijn uit den boze - behalve dat het bestaan ervan het uitbreken van een derde wereldoorlog heeft voorkomen. Maar dat kwam doordat, in de tijd van de Koude Oorlog, de regeerders van de kernwapenlanden, ondanks hun grote tegenstellingen, in laatste aanleg redelijke mensen waren. Nu echter dreigt het kernwapen in handen te komen van lieden die er een andere rede op na houden, die bijvoorbeeld anders denken over eigen dood als prijs die het bereiken van hun doeleinden waard is.
Iran is zo'n land, en al enkele jaren zijn Engeland, Duitsland en Frankrijk bezig het er, in onderhandelingen, van te overtuigen dat het moet afzien van de aanmaak van kernwapens. Maar het moet voor een Iraniër moeilijk zijn in te zien waarom het minder recht zou hebben op die wapens dan Engeland en Frankrijk. Dat tekent de intrinsieke zwakheid van de positie van waaruit althans Engeland en Frankrijk met die onderhandelingen begonnen zijn. Welke dwangmiddelen hebben zij overigens om Iran tot rede (hun rede) te brengen? Dreigen met sancties is oneffectief, bovendien in dit geval een zwaard dat aan twee kanten snijdt, want ze zijn zelf in belangrijke mate afhankelijk van Irans olie. Dreigen met militair geweld? Zelfs Amerika is huiverig dat te doen. Er is dus geen ander alternatief dan verder praten met Iran.
Maar nu komt plotseling Chirac, als een olifant in een porseleinkast, het delicate spel verstoren door te dreigen met zijn eigen kernwapen. Zeker, hij heeft in zijn rede van vorige week Iran niet met name genoemd, maar wie kan hij anders bedoeld hebben toen hij verwees naar ‘bepaalde staten die verleid zouden kunnen worden zich te voorzien van nucleaire macht’ en naar ‘de staatslieden die hun toevlucht zouden kunnen zoeken tot terroristische middelen tegen ons’? Dezen ‘moeten begrijpen dat zij zich zouden blootstellen aan een krachtig antwoord van onze kant’.
Zulke woorden zijn bij uitstek geschikt om Irans bereidheid tot een compromisoplossing - een bereidheid die toch al gering is - tot een minimum terug te brengen. Het land kan in Chiracs dreigement niet anders zien dan een rechtvaardiging van zijn eigen streven naar een kernwapen of althans - als we geloof hechten aan zijn verzekering dat het er niet naar streeft - een argument om er nu werk van te maken.
Zeker, Chirac dreigt niet met de ‘totale vernietiging’ die in de Koude Oorlog de vijandige partijen boven het hoofd hing. Zo'n dreigement zou, zegt hij, ongeloofwaardig zijn tegenover ‘regionale mogendheden’ - een andere stilzwijgende verwijzing naar Iran. Nee, tegenover zulke machten past een ‘aangepast antwoord’ - aangepast aan de mate van dreiging waartoe zulke machten in staat zijn.
Het doet denken aan de graduate response, die in de dagen van de Koude Oorlog in zwang was, zo niet aan tactische kernwapens of zelfs mininukes, waarover toen ook gespeculeerd werd. In elk geval zijn het nu enkel de ‘machtscentra’ van de tegenstander die Chirac op het oog heeft, niet langer, zo mogen we aannemen, de civiele bevolking. Of dat de Iraanse machthebbers op andere gedachten zal brengen?
Het gaat erom ‘onze strategische bevoorradingen’ te beschermen, zegt Chirac, alweer stilzwijgend verwijzend naar Iran, ‘en om de verdediging van geallieerde landen’. Let wel: niet de geallieerde landen, want Chirac wil zijn handen vrij houden of zoals hij zegt: ‘de vrije uitoefening van onze soevereiniteit’ blijft tot Frankrijks ‘wezenlijke belangen’ behoren.
Dit nu is niet erg geschikt om Frankrijks Europese partners en bondgenoten gerust te stellen. Wat kan er ooit van hun gemeenschappelijke veiligheidspolitiek terechtkomen als Frankrijk zich de soevereine vrijheid voorbehoudt zelf te beschikken over wanneer - en ten behoeve van wie - het te hulp zal snellen?
Ook een gemeenschappelijke buitenlandse politiek heeft hij schade toegebracht door geen van zijn partners van te voren te informeren, om niet te spreken van consulteren. Ook zijn naaste bondgenoot, bondskanselier Merkel, niet, die enige dagen vóór zijn rede bij hem op bezoek was. De reacties in de Bondsrepubliek zijn dan ook navenant, al heeft Merkel, bij haar tweede bezoek aan Frankrijk, maandag gezegd dat Chiracs nucleaire doctrine niets nieuws bevat.
Een kernwapen is onbruikbaar, behalve als middel om de tegenstander te dwingen tweemaal na te denken voordat hij zijn boze plannen volvoert. Het vervult dus de functie die de Britse vloot in de Middellandse Zee vervulde: als fleet in being, door er alleen maar te zijn, heeft zij een afschrikwekkend effect. Dat is tenminste de bedoeling.
Dus: er niet al te veel over praten. Chiracs bezoek aan de marinehaven in Bretagne zou alleen al voldoende zijn geweest om de wereld eraan te herinneren dat Frankrijks kernwapens er nog zijn. Daar was niet nog een rede voor nodig. Wat dat betreft heeft hij de raad vergeten die León Gambetta zijn landgenoten gaf na het verlies van de Elzas aan Pruisen in 1871: ‘N'en parlons jamais, y pensons toujours’ (niet erover praten, er altijd aan denken). Heeft de oude, gewonde leeuw de verleiding niet kunnen weerstaan nog één keer te brullen?
Anders dan in 1871 (of 1914) kan Nederland er niet mee volstaan toeschouwer te blijven. Het moet zich bewust zijn van de gevolgen die Chiracs rede ook voor zijn positie heeft. Welnu, die is niet helemaal zonder hoop. Met zijn rede heeft Chirac - ongetwijfeld ongewild - Duitsland weer iets meer van zich vervreemd, en dat schept ruimte voor een land als het onze.
Maar deze conclusie is wel heel ver weg van de hoop die eens werd gesteld op een verenigd Europa, dat juist zulke interstatelijke calculaties onnodig zou maken.
NRC Handelsblad van 26-01-2006, pagina 9