Keulen en Biddinghuizen
Voor het Hollands Dagboek in het zaterdags bijvoegsel van 27 augustus heeft de 25-jarige Marie-Claire Gortmans uit Maastricht een aandoenlijk verslag geschreven van haar belevenissen op de katholieke Wereldjongerendagen in Keulen, waarvan de nieuwe paus het middelpunt was. Zouden haar ervaringen dezelfde zijn als die van alle andere deelnemers aan deze happening?
Haar conclusie is dat ‘ik geestelijk een stuk rijker ben teruggekomen’ en dat zij besloten heeft ‘er meer voor anderen te zijn en me met nog meer energie in te zetten voor het tiener- en jongerenwerk in de katholieke kerk. Ik wil graag mijn geloof delen met andere jongeren.’ Zijn de honderdduizenden andere deelnemers met ditzelfde voornemen teruggekeerd?
Twijfel is geoorloofd. Die was al veroorloofd na de Wereldjongerendagen in Rome in 2000. De ochtend na de nachtwake daar, waar op z'n minst een miljoen de paus waren komen aanhoren, moest het veld met karrenvrachten van gebruikte condooms gereinigd worden. En na Keulen citeert een Duitse krant ‘een jonge katholieke’: ‘Ik neem 's morgens de hostie en 's avond de pil voor mij past dat samen.’
Dat is in regelrechte tegenstelling met wat ze zojuist de paus hadden kunnen horen prediken. Zijn seksuele moraal is er een van onthouding: tegen voorhuwelijkse geslachtsgemeenschap en tegen voorbehoedsmiddelen. Honderdduizenden luisteren naar hem, juichen hem toe, zijn naam scanderend: Be-ne-det-to, en gaan vervolgens hun eigen gang, doen waar ze zin in hebben.
En als om die tegenstelling te onderstrepen ontvangt de paus tien dagen later voor het eerst het hoofd van de afvallige, ultraconservatieve sekte van wijlen aartsbisschop Lefebvre, die in 1988, met zijn volgelingen 440 priesters en zes seminaries in 59 landen geëxcommuniceerd werd. Dat zal die katholieken die geloven in paus Johannes XXII's aggiornamento, niet geruststellen, en die honderdduizenden van Keulen al helemaal niet.
Hoe die tegenstelling te verklaren? Of is het een schijnbare? De commentatoren zijn er na Keulen nog niet uit. Over één ding zijn ze het eens: er is blijkbaar onder de jeugd een grote behoefte aan adoratie, aan communie (niet noodzakelijkerwijs in de strikt katholieke bekekenis van het woord). Het medium en de boodschap doen er minder toe.
Op kleinere schaal deed zich tegelijkertijd iets soortgelijks in Nederland voor: duizenden gingen naar een popfestival in Biddinghuizen. Lubbers sprak daar, en die duizenden juichten hem toe (Ruudje, Ruudje). Zullen ze iets van zijn boodschap hebben meegenomen? Anderen hebben al zoveel moeite hem te begrijpen! In elk geval staat de behandeling die Lubbers in Biddinghuizen te beurt viel, in schril contrast met de ervaring die hij precies twintig jaar geleden als minister-president moest opdoen: toen sprak hij een menigte van anti-atoomprotesteerders toe, en een groot deel van het publiek keerde hem toen de rug toe. Gisteren kruisigt hem, vandaag hosanna?
Natuurlijk was het gehoor van 2005 niet hetzelfde als dat van 1985, en ook was het gehoor van Keulen niet hetzelfde als dat van Biddinghuizen, maar het happening-karakter hadden de twee laatste bijeenkomsten gemeen. En alle delen ze de vluchtigheid van de emotie, want kort na 1985 was er van de machtige anti-atoombeweging niets meer over.
Rome heeft dan ook zeker genoeg wereldwijsheid om zich geen illusies te maken over het blijvend effect van die Wereldjongerendagen. De kerken en de seminaries zullen er niet weer voller van worden. Maar dat laat ons toch nog zitten met de vraag: hoe verklaren wij dat verschijnsel? Blijkbaar is er een grote behoefte aan geloven. ‘Evolueren we naar een theologie van het “ietsisme”?’, vraagt een medewerkster van De Standaard.
In elk geval heeft die ‘nieuwe religiositeit een sterk onchristelijk aspect, en die doordringt onze hele, westerse cultuur’, antwoordt Anton van Harskamp, hoogleraar aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. En Le Monde heeft het over ‘een nieuwe vorm van utopie, gericht tegen een wereld die door uitsluiting en geweld wordt beheerst’.
Moeten we er dan toch weer een protestbeweging in zien? Eerder voorlopig nog een uiting van onbehagen, van onzekerheid in een grotendeels geseculariseerde wereld, die, na het einde van de Koude Oorlog en het verdwijnen van de grote ideologieën, geen overtuigende antwoorden, of zelfs maar schijnantwoorden, heeft voor de vragen van de tijd.
De vergelijking met die ideologieën van de twintigste eeuw is verleidelijk. Ook zij wisten miljoenen in hun ban te krijgen, maar hun fanatisme ontbreekt nu. Het equivalent van ‘Fürs Hakenkreuz auf blutig rot / ziehn wir mit Freuden in den Tod’ is niet te vinden tenzij bij Al-Qaeda, maar dat behoort niet tot de westerse cultuur.
Een ander verschil is dat die ideologieën ernaar streefden een, in hun ogen, heilstaat op aarde te stichten, terwijl aangenomen mag worden dat Rome die ambitie niet meer koestert. Inquisitie en brandstapels hoeven we ook niet meer te duchten, lijkt het. Misschien dat juist de verwachting van een nabij ‘koninkrijk’ de mensen zo fanatiek maakte...
Hoe dit ook zij, voorlopig blijven wij bij de constatering dat die cultuur blijkbaar de behoefte aan communie, aan zich één weten met anderen, aan opgaan in een groter geheel niet bevredigt. Keulen was voor velen dus meer een zoeken dan een vinden. Opmerkelijk was het gezwaai met nationale vlaggen door de menigten. De natie is dus kennelijk nog steeds het punt van herkenning, van gemeenschap.
Wat deze onbevredigde behoefte betekent voor de toekomst, vooral wanneer weer economische of andere crises toeslaan wat zeker zal gebeuren dat blijft speculeren. Ik waag me er niet aan.
NRC Handelsblad van 01-09-2005, pagina 9