Drie dagen bedenktijd
Over drie dagen gaan de Fransen naar de stembus om zich uit te spreken over het grondwettelijk verdrag voor Europa. Stemmen ze ‘nee’, dan is het verdrag dood. Want er hoeft zich maar één van de 25 staten van de Europese Unie tegen het verdrag uit te spreken, en het treedt niet in werking.
Dat betekent dat het na een Frans ‘nee’ weinig zin heeft voor de Nederlanders, die drie dagen daarna zich over het verdrag moeten uitspreken, nog te debatteren over de voors en tegens ervan. Dat is een zinloze exercitie. Ze debatteren dan over een verdrag dat, hoe dan ook, niet uitgevoerd zal worden.
Het heeft dan nog wel enige zin naar de stembus te gaan, omdat de kiezer daarmee niet alleen voldoet aan een staatsburgerlijke plicht, maar ook toont dat de toekomst van de Europese Unie hem niet onverschillig is (de meesten die van plan zijn ‘nee’ te stemmen, zijn geen tegenstanders van de EU). Maar eenmaal zich bij de stembus gemeld hebbend, hoeft hij geen stem uit te brengen over een verdrag dat dood is.
Maar laat de kiezer die deze lijn volgt, zich dan niet leiden door wat Frankrijk beslist heeft? Helemaal niet, hij houdt alleen maar rekening met de politieke realiteit die zal zijn ontstaan na een Frans ‘nee’. In beginsel zou dit gelden voor het ‘nee’ van elk ander Europees land dat vóór Nederland aan de beurt is om zich uit te spreken, maar in de drie dagen tussen het Franse en Nederlandse referendum is nu eenmaal geen ander land aan de beurt.
Daarbij komt dat Frankrijk we mogen nog zo'n bezwaren hebben tegen zijn politiek niet zomaar een land is. Het is niet alleen een van de grootste landen van de EU en als zodanig al niet te veronachtzamen maar ook het land dat sinds 1950 de meeste impulsen heeft gegeven aan de Europese samenwerking. Kortom, een Europese Unie zonder Frankrijk is ondenkbaar (zonder Engeland, ja zonder Nederland nog wel).
Maar kan na een Frans ‘nee’ niet opnieuw over het verdrag onderhandeld worden? Ieder land of het nu ‘ja’ of ‘nee’ heeft gestemd zou zich dan vrij voelen met onvervulde wensen aan te komen, zodat de onderhandeling opnieuw eindeloos zal gaan duren zonder enige garantie dat het resultaat dan wél door iedereen goedgekeurd zal worden. Geen land is daar trouwens toe bereid, zegt de Luxemburgse minister-president, Jean-Claude Juncker, die het als huidige voorzitter van de EU kan weten.
Wat dan? Luxemburg zal in elk geval ‘niet in een boot stappen waarop er geen Fransen zitten’ heeft Juncker onlangs ook verklaard. Aangenomen mag worden dat de Duitsers, onder welke regering ook, er eveneens zo over denken. Dat onderstreept alleen maar de onmisbaarheid van Frankrijk hoe graag ook veel Nederlanders dat misschien anders zouden zien.
Hoe het ook zij na een Frans ‘nee’ komt Europa voor een geheel nieuwe situatie te staan, een situatie die bijna griezelig veel gelijkenis vertoont met die van augustus 1954. Toen besloot de Franse Nationale Vergadering het verdrag voor een Europese Defensiegemeenschap, dat, op Frans initiatief, zes Europese landen (behalve Frankrijk: (West-) Duitsland, Italië en de drie Benelux-landen) twee jaar tevoren hadden getekend, niet in behandeling te nemen. Daarmee was het verdrag dood en een geheel nieuwe situatie ontstaan.
In die geheel nieuwe situatie nam Frankrijk niet opnieuw het initiatief om Europa uit het slop te halen. Het initiatief kwam toen, een half jaar later, van de Benelux-landen (en met name van de Nederlandse minister Beyen). Daaruit is de Europese Economische Gemeenschap ontstaan, die zich later tot Europese Gemeenschap en ten slotte tot Europese Unie heeft ontwikkeld.
Is een herhaling van dit scenario denkbaar? Nauwelijks. We mogen niet vergeten dat vijftig jaar geleden de internationale omgeving waarin de West-Europese landen opereerden, ook geheel anders was. De Sovjet-Unie werd als een bedreiging gezien, en dat was voor de West-Europese landen een extra prikkel om tot eenheid te komen. Nu bestaat de Sovjet-Unie niet meer, en die prikkel dus ook niet.
Juncker houdt er dan ook rekening mee dat bij een Frans ‘nee’ de Europese Unie ‘twintig jaar zal verliezen’ (terwijl de Europese stagnatie na het Franse ‘nee’ van 1954 slechts een halfjaar duurde). Dit staat ons na een Frans ‘nee’ te wachten onverschillig of Nederland drie dagen later op 1 juni nu ‘ja’ of ‘nee’ stemt.
Een serieus argument om dan toch ‘ja’ te stemmen, luidt dat, hoe meer landen ‘ja’ stemmen, des te meer Frankrijk geïsoleerd zal zijn. Het zal dan gedwongen worden bij te draaien. Dus, aldus het argument, moet Nederland ‘ja’ stemmen. Maar dat bijdraaien zal dan, op z'n best, langer duren dan zes maanden. Intussen stagneert de EU, zo zij niet afkalft.
Frankrijk zou trouwens niet het enige land zijn welks reactie, in zo'n situatie, zou zijn juist niet bij te draaien, maar te menen dat in het isolement zijn kracht ligt. Ja, het zou daarin de bevestiging van de zozeer gehuldigde ‘spécificité française’ kunnen zien (alsof niet alle landen hun eigen ‘spécificité’ hebben!). Zonder een voorafgaand moeizaam mentaal proces zal Frankrijk dan waarschijnlijk niet zijn onmisbare plaats in Europa kunnen innemen. Hoe zal Europa er dan intussen uitzien?
Maar stel dat Frankrijk a.s. zondag ‘ja’ stemt. Dan is er geen reden voor Nederlanders om niet eveneens ‘ja’ te stemmen. Niet uit volgzaamheid jegens Frankrijk, maar omdat we dan niet gevraagd worden ons uit te spreken over een dood verdrag en omdat we, met alle bezwaren die tegen het grondwettelijk verdrag kunnen worden ingebracht (waarvan vele overigens schromelijk overdreven worden), moeten vermijden dat Nederland met de zwarte Piet blijft zitten, dat wil zeggen: de verantwoordelijkheid op zich laadt van een Europese stagnatie met onafzienbare gevolgen. Trouwens: de EU zal gemakkelijker met een Nederlands dan met een Frans ‘nee’ kunnen leven.
Kort samengevat: bij een Frans ‘nee’ ga ik drie dagen later wel naar de stembus, maar stem ik blanco; bij een Frans ‘ja’ stem ik ook ‘ja’.
NRC Handelsblad van 26-05-2005, pagina 9