Waarom luisteren naar Europa?
Helaas, ik heb gelijk gekregen. In mijn column van vorige week sprak ik de verwachting uit dat Bush weer tot president gekozen zou worden, en dat is gebeurd. Amerika's bondgenoten in Europa hebben nu het vooruitzicht van nog een vier jaar stroeve samenwerking met de Verenigde Staten als er überhaupt van samenwerking gesproken kan worden.
Maar zou het onder een president Kerry zoveel beter zijn gegaan? Zeker, de hoop zou dan gekoesterd mogen worden dat die samenwerking onder hem hoffelijker zou verlopen dan onder Bush, die graag voor Texaan speelt. Maar de fundamentele gegevens die deze samenwerking bepalen, zijn niet veranderd.
Het is de Koude Oorlog die die samenwerking inniger maakte dan zij ooit geweest was. Met het einde van de Koude Oorlog moest zij noodzakelijkerwijs aan innigheid inboeten. Andere belangen dan het beteugelen van de Sovjetmacht gingen predomineren, en die belangen waren, aan deze en gene zijde van de Atlantische Oceaan, niet altijd dezelfde.
Uit Amerikaans oogpunt verloor Europa, nu het niet langer door de Sovjet-Unie bedreigd werd, aan betekenis. Amerika's belangstelling verschoof naar andere tonelen, naar het in snel tempo opkomende China bijvoorbeeld. In Europa werd dit vaak onder Clinton al uitgelegd als unilateralisme, maar tegelijkertijd keerde Europa zelf zijn blik naar binnen, behept als het was met de problemen van zijn eenwording.
Dit werd allemaal verscherpt door 11 september 2001. Een Europa dat meermalen door interne oorlogen verwoest is geweest, kan zich nog steeds niet het traumatische effect voorstellen dat deze eerste aanval op eigen grondgebied op de Amerikanen heeft gehad. Die aanval moest, hoe dan ook, leiden tot een radicale breuk in Amerika's buitenlandse politiek.
De NAVO, meer dan vijftig jaar lang het kristallisatiepunt van Europees-Amerikaanse samenwerking, was daar het eerste slachtoffer van. Een zich bedreigd voelend Amerika kon niet met maatregelen wachten, totdat al zijn Europese bondgenoten het daarover eens zouden worden. Het verkoos daarom samenwerking met afzonderlijke, daartoe bereide bondgenoten boven samenwerking via de NAVO. Arme Jaap de Hoop Scheffer!
Dat alles zou onder een president Kerry niet anders zijn geweest, al zou deze misschien langer de schijn van bondgenootschappelijkheid hebben opgehouden. Maar ook van hem zouden we niet hebben kunnen verwachten dat hij tot de status quo ante zou zijn teruggekeerd. Ook hij zou, in de toestand die na 11 september 2001 is ontstaan, zijn handen vrij hebben willen houden.
En ook hij zou een beroep op zijn bondgenoten hebben gedaan hem te helpen bij het opruimen van de chaos die Bush in Irak heeft achtergelaten, maar grootscheepse militaire hulp zou ook hij niet hebben gekregen. Daarmee zou het conflict tussen Europa en een Amerika onder Kerry al zijn voorgeprogrammeerd. Maar intussen heeft zich ook in Amerika zelf een ontwikkeling voltrokken die het mentaal van Europa (althans West-Europa) heeft verwijderd, een ontwikkeling waarvan Bush eerder het product of de exponent dan de veroorzaker is.
‘George W. Bush belichaamt een zelfverzekerd, godvruchtig Amerika, dat niet geïnteresseerd is in de mening van het buitenland’, schreef Marc Chavannes in zijn voortreffelijke artikel in het Zaterdags Bijvoegsel van 30 oktober. Onder Kerry, zo vervolgde hij, zou Europa niet kunnen rekenen op ‘een ander Amerika’.
In het Reformatorisch Dagblad van 21 oktober signaleert Paul Belien het verschijnsel ‘dat de armste staten in de VS de voorbije decennia steeds overweldigender Republikeins gingen stemmen en steeds minder Democratisch. Dat lijkt een sociaal-economische paradox, die alleen verklaarbaar is wanneer men aanvaardt dat de religieuze breuklijn voor de Amerikaanse kiezer steeds belangrijker werd dan de sociaal-economische.’
‘Verlicht’ Europa, dat in een schervengericht heeft geoordeeld over een Buttiglione, kijkt daar vreemd tegenaan. Dat verklaart mede de vervreemding die zich aftekent tussen beide continenten. Ja, we kunnen ons afvragen of dat Amerika dat Bush aan zijn zege heeft geholpen, niet het eigenlijke Amerika is en altijd geweest is, maar de afgelopen zestig jaar door Tweede Wereldoorlog en Koude Oorlog verscholen is gebleven.
Maar Europa mag zichzelf verlicht vinden, dat betekent niet dat het geen oogkleppen op heeft. De Europese Bushhaters denken dat ze de mening van de hele wereld vertolken. Ze zien niet dat de Amerikaanse betrekkingen met China, India, Japan en Rusland - bij elkaar heel wat meer mensen omvattend dan Europa onder Bush heel wat beter zijn dan die met Europa. Hier overheersen niet emoties, maar heeft koele taxering van de machtsverhoudingen de overhand. Wie is er dus provinciaalser: Europa of Amerika?
Iemand die het antwoord weet is de PvdA'ster Maartje van Putten, die, na vijf jaar bij de Wereldbank in Washington te hebben gewerkt, in Vrij Nederland (30 oktober) zegt: ‘Nederland is niet meer dan een dorp, Europa een provincie. Nederland is een naar binnen gekeerd land. In Den Haag en ook in Hilversum hebben ze dat lang niet altijd in de gaten.’
Anders gezegd: tegenover Amerika's arrogantie van de macht en Bush' macht is zeker groter geworden, nu hij, anders dan in 2000, de absolute meederheid van de stemmen plus een sterkere meerderheid in het Congres heeft gekregen staat Europa's arrogantie van de onmacht.
Waarom zou Bush naar Europa moeten luisteren?
NRC Handelsblad van 04-11-2004, pagina 9