Euroscepsis, en niet zonder reden
Ben Bots komst op Buitenlandse Zaken is een zegen althans voor journalisten die artikelen schrijven waarvan de lengte aan grenzen gebonden is. Terwijl de naam van zijn voorganger, De Hoop Scheffer, zowat een halve regel beslaat, is die van Bot kort. Dat spaart ruimte meer ruimte nog dan we in de dagen van Luns hadden. Die extra ruimte kan gebruikt worden om Bots beleid te prijzen of te laken in elk geval te analyseren. Daar kunnen we al dadelijk mee beginnen, want in het laatste nummer van BZ, het huisorgaan van zijn ministerie, staat een interview met hem, waarin hij enkele dingen zegt die om kanttekeningen vragen.
Hij begint te zeggen dat de speelruimte voor Nederlands eigen buitenlandse beleid ‘niet zo groot’ is. Een wijze opmerking, die al degenen die om een ‘assertiever’ beleid roepen, ter harte zouden moeten nemen (wat ze zeker niet zullen doen, omdat ze dan de publiciteit niet halen).
Wel zal Nederland, zegt Bot, naarmate de EU groter wordt, ‘zich sneller en behendiger op moeten stellen. Je zult naar variërende coalities moeten zoeken, ook met de nieuwe Oost-Europese lidstaten.’ Dat is niet nieuw: verscheidene van zijn voorgangers hebben ook gesproken van de noodzaak van ‘wisselende coalities’.
Maar op zichzelf betekent dit al dat er iets veranderd is sinds de tijd zo'n dertig jaar geleden dat een hoge ambtenaar van BZ tegen een Amerikaanse bezoeker zei: ‘Nederland heeft geen buitenlands beleid, Nederland heeft de NAVO.’ Nu heeft het zelfs de EU, tot op het bot verdeeld, niet meer als plechtanker.
In die ‘variërende coalities’ binnen de EU ziet Bot ‘grote kansen’, ‘omdat zij’ daarmee bedoelt hij waarschijnlijk die nieuwe Oost-Europese lidstaten ‘best wel eens aansluiting kunnen gaan zoeken bij een middelgroot land dat een neutrale houding aanneemt, niet al te orthodox pro-Europees, maar wel pro-integratie. In een nieuw bilateralisme, zoals ik dat noem, zul je ook een speciale verhouding met de grote landen moeten gaan zoeken.’
Een interessante passage. In de eerste plaats omdat zij kritiek lijkt in te houden op het tot dusver gevoerde beleid. Immers, wanneer Bot zegt dat Nederland zich ‘sneller en behendiger’ zal moeten opstellen en ook ‘een speciale verhouding met de grote landen (zal) moeten gaan zoeken’, impliceert dat, strikt genomen, dat Nederland tot dusver niet snel en behendig genoeg heeft geopereerd en nog niet naar zo'n speciale verhouding met de groten heeft gezocht.
Maar dat is misschien muggenzifterij. Belangrijker is de opmerking dat Nederland een ‘neutrale houding’ aanneemt. Het woord ‘neutraal’ klonk een paar jaar geleden nog als een vloek in de kerk. Bot bedoelt daar echter waarschijnlijk mee: ergens tussen orthodox pro-Europees en anti-integratie, maar het woord vraagt om nadere uitleg.
Kan die uitleg misschien hierin gevonden worden dat ook Bot zijn plechtanker kwijt is? Precies een jaar geleden zei hij, sprekend over Nederlands positie in de EU: ‘Mijn advies is: altijd bij de Duitsers aanhaken. [...] Mochten er in het grote Europa groepen worden gevormd, horen wij typisch bij een blok waarin ook de Duitsers zitten. Daar voelen wij ons meest bij thuis.’
Nu, dat zou hij vandaag zeker niet meer zeggen, want intussen heeft Duitsland de Nederlandse beleidsmakers diep teleurgesteld. In de eerste plaats door zijn militant anti-Amerikaanse houding inzake Irak, die een grote kloof binnen Europa veroorzaakte, en in de tweede plaats door zijn niet-naleving van het Stabiliteitspact.
Daarmee is de Nederlands-Duitse verhouding in een vertrouwenscrisis geraakt. Een eenzijdige crisis, want de Duitsers zullen er niet wakker van liggen. Hun is Frankrijk een belangrijker partner. En Nederland? Dat kan slechts hopen op Bots ‘variërende coalities’, waarvan de betrekkelijke waarde onlangs nog is gebleken, toen heel wat landen die eveneens kritiek hadden op de niet-naleving van het Stabiliteitspact door Duitsland en Frankrijk, niettemin minister Zalms principiële verzet niet steunden.
Met andere woorden: Nederlands buitenlands beleid is in de lucht komen te hangen. En Amerika? Bot zegt: ‘De Nederlandse houding tegenover de VS zal niet veranderen.’ Akkoord, maar zal Amerika's houding tegenover Europa, waarvan Nederland een klein deel uitmaakt, niet veranderen? Dát is de vraag.
Maar terug naar Europa. Of het Stabiliteitspact op de vroege ochtend van 25 november nu om zeep is geholpen dan wel nog opgelapt kan worden, is nog niet zeker. Maar wel zeker is dat de opschorting van het pact, waartoe die ochtend besloten is, de scepsis over de Europese integratie, ook bij de straks toetredende lidstaten, sterk heeft vergroot en niet zonder reden.
Maar het gaat niet uitsluitend om dat pact; het gaat om de vraag of de Europese integratie als zodanig nog wel toekomst heeft, nu er met twee maten gemeten wordt: een voor de grote en een voor de kleine lidstaten. André Szasz, oud-directeur van De Nederlandsche Bank, zegt daar dit over in Het Financieele Dagblad van 29 november:
‘Vroeg of laat lijkt het mij onvermijdelijk de vraag onder ogen te zien of een gemeenschappelijke munt [...] niet een verdergaande politieke integratie vergt dan waartoe de lidstaten tot nu toe bereid zijn. Het was zinvol dat te doen voor we aan de euro begonnen, maar dat is nu eenmaal niet gebeurd.’
Wat zou zinvol zijn geweest te doen: de invoering van de euro vooraf te laten gaan door politieke integratie of alleen maar de vraag daarnaar onder ogen te zien? Nu, dat laatste is een jaar of zes geleden herhaaldelijk gebeurd, o.a. in deze rubriek, waarin erop gewezen werd dat muntunies zonder politieke integratie het in de geschiedenis nooit lang hadden volgehouden.
Maar toen al was het duidelijk dat verdergaande politieke integratie, met het soevereiniteitsverlies dat daarmee gepaard gaat, een no-go area was. De keus voor Nederland lijkt inderdaad er een te zijn van laveren tussen variërende coalities en een geleidelijke berusting in een dictaat van de groten. Minister Bot moet veel sterkte toegewenst worden.
NRC Handelsblad van 04-12-2003, pagina 7