‘Liefdevol en honorabel bedrog’
‘Laat uw koningin een brief naar Poetin schrijven, daar zijn ze gevoelig voor.’ Dit raadde de Israëlische ambassadeur in Praag dr. M.W. van Boven, directeur van het Algemeen Rijksarchief, aan toen deze in december 2000 een deel van het archief van het Nederlands Israëlisch Kerkgenootschap, dat de Duitsers in de oorlogsjaren naar Praag hadden gesleept, kwam ophalen.
De ambassadeur gaf Van Boven dit advies, nadat deze verteld had dat Nederland al sinds 1992 met de Russen aan het onderhandelen was over teruggave van 190 meter Nederlands archief dat door de Duitsers in Berlijn was opgeslagen en de Russen na de verovering van die stad in 1945 als oorlogsbuit naar Moskou hadden gevoerd.
Van Boven schreef hierover in het Hollands Dagboek in de krant van 16 december 2000. Of dit relaas de koningin onder ogen is gekomen, weten we niet; maar in mei 2001 bezocht zij Rusland, waar zij het uitstekend met president Poetin bleek te kunnen vinden; en in december 2001 dus een jaar nadat Van Boven in zijn dagboek melding had gemaakt van die raad van de Israëlische ambassadeur is een deel van de Nederlandse archieven in Moskou overgedragen aan Nederland. Volgens krantenberichten zou de koningin deze zaak tijdens haar bezoek bij Poetin ter sprake hebben gebracht.
De overgedragen stukken hebben betrekking op, onder andere, de vrouwenbeweging, enkele joodse gemeentes, kerkbesturen, vrijmetselarij en de katholieke vakbonden in Duitse ogen kennelijk staatsgevaarlijke organisaties. Ook zijn er stukken van het Nederlandse ministerie van Defensie onder. Nederland betaalde er ongeveer 100.000 dollar voor aan Rusland.
Zou de koningin ook niet eens een goed woordje kunnen doen bij president Chirac of zijn opvolger? Waarom? Welnu, de Franse staat is nog altijd in het bezit van Nederlandse archiefstukken die hij, in strijd met verdragen van 1814 en 1815, nog steeds weigert aan Nederland terug te geven. Het betreft voornamelijk pauselijke, keizerlijke en particuliere oorkonden, daterend van 1052 tot 1777, die de Fransen, nadat zij in 1795 Limburg bij het revolutionaire Frankrijk hadden ingelijfd, naar Parijs sleepten.
Dit was overigens nog maar een klein gedeelte van de buit aan Limburgse archieven. Volgens een Frans rapport uit die tijd werd ruim negentig procent hetzij als oud papier verwerkt dan wel geveild. De gespaarde en naar Frankrijk vervoerde stukken zijn voornamelijk afkomstig uit het oud kapittel van Sint-Servaas te Maastricht. Met Frankrijk of de Franse geschiedenis hebben ze niets te maken, net zo min als de archieven van, bijvoorbeeld, de Nederlandse vrouwenbeweging met Rusland.
Frankrijk heeft zich niet over de hele linie onttrokken aan de verplichtingen van de vredesverdragen die het na de val van Napoleon sloot met de geallieerden (waaronder Nederland). Op het ogenblik zijn op een tentoonstelling in het Haagse museum Meermanno Westreenianum middeleeuwse handschriften te zien afkomstig uit de stadhouderlijke bibliotheek, die de Fransen na de vlucht van de laatste stadhouder (Willem V) eveneens naar Parijs hadden vervoerd, maar in 1816 teruggegeven.
Waarom zij deze handschriften hebben geretourneerd en die van het kapittel van Sint-Servaas niet, blijft een vraag. Misschien omdat de Haagse handschriften herkenbaar waren aan hun bestempeling met het wapen van Willem V? Hoe dit ook zij de Limburgse oorkonden bleven en blijven in Parijs. Nog in 1999 verklaarde de directeur van de Bibliothèque Nationale dat die documenten in haar collecties geïntegreerd waren op dezelfde wijze als andere, Franse en buitenlandse, documenten die de bibliotheek in de loop der eeuwen had verworven, en dat ze daarom niet teruggegeven konden worden.
Dit is nog netjes geformuleerd, maar in de Bulletin des Bibliophiles werden opeenvolgende bibliothecarisssen eens gecomplimenteerd omdat zij, door ‘liefdevol en honorabel bedrog, ingegeven door plichtsbesef en vaderlandsliefde, dikwijls de meest gegrond schijnende klachten wisten teleur te stellen (tromper)’.
Nu zijn in de loop van de laatste jaren de meest betrokken Nederlandse instanties op de hoogte gebracht van deze zaak (voorzover ze het al niet waren). Niet alle respons was even bevredigend. Merkwaardig genoeg reageerden de provincie Limburg en de stad Maastricht nogal lauw (of helemaal niet), terwijl de laatste zich toch als bij uitstek culturele stad afficheert. Zien zij op tegen de ambtelijke rompslomp die een recuperatieprocedure ongetwijfeld met zich zou brengen?
De houding van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (aan het hoofd waarvan de Limburger Hermans staat) is formeel: het gaat om ‘archieven die niet aan de Nederlandse Staat toebehoren’. Inderdaad, maar zoals staatssecretaris voor Cultuur Van der Ploeg in 2000 in een notitie aan de Tweede Kamer schreef: ‘Een staat recupereert niet altijd voor zichzelf, maar kan dat ook doen voor particulieren.’ Reden te meer om dat ook voor bibliotheken en archieven te doen.
Ook het ministerie ziet op tegen de vele ‘tijd en moeite (die) besteed zou moeten worden aan het uitzoeken van de internationaal-rechtelijke merites van deze zaak. Of dat wel gerechtvaardigd is, wordt mede bepaald door de beleidsmatige en politieke implicaties van dit dossier.’ Liever geen gedonder met Frankrijk, waarmee de relatie toch al zo ‘korzelig’ is (zoals de toenmalige minister Van Mierlo het eens uitdrukte)?
Maar Nederland hoeft niet met lege handen te komen. Een overeenkomst met Frankrijk zou in de vorm van een ruilakkoord gegoten kunnen worden (zoals met Rusland is gebeurd). ‘In openbare collecties in Nederland bevinden zich naar schatting 1500 middeleeuwse handschriften die in Frankrijk zijn ontstaan’, staat in de catalogus van de tentoonstelling in het Meermanno te lezen. En die handschriften zijn, anders dan die van het kapittel van Sint-Servaas, niet door roof verworven.
Zo'n uitwisselingsovereenkomst valt altijd te proberen al dan niet met koninklijke medewerking. Of ziet Nederland liever zijn faam bevestigd dat cultuur er, anders dan in Frankrijk, geen hoge prioriteit geniet? ‘Cultuur leeft, maar Feyenoord trekt publiek’, staat boven een artikel in de Staatscourant van 8 april. Het artikel gaat over een ander onderwerp dan het hier behandelde, maar de kop heeft algemene gelding.
NRC Handelsblad van 11-04-2002, pagina 9