Een aanzienlijk risico
Een ‘aanzienlijk risico’ noemt de regering het sturen van tweehonderd militairen naar Afghanistan. Zo mag dat inderdaad wel genoemd worden. De eenheid maakt weliswaar deel uit van een Duits contingent van 1200 man, dat samen met 1500 Britten en vijftig Denen de hele troepenmacht uitmaakt, maar niettemin blijft het een risico.
De troepenmacht zal uitsluitend in Kabul en omgeving opereren, en haar taak zal uitsluitend zijn: bescherming van de onlangs geïnstalleerde interim-regering, maar de oorspronkelijke voorwaarde dat Kabul door Afghaanse troepen ontruimd zou worden, is teruggebracht tot een vrome wens: in het ‘robuuste’ VN-mandaat onder hetwelk die troepen gaan, worden de Afghanen nog slechts herinnerd aan hun toezegging het gebied te zullen ontruimen.
Nu, wat die toezeggingen waard zijn, weten we sinds de Noordelijke Alliantie een paar weken geleden het bevrijde Kabul bezette tegen een uitdrukkelijke belofte die ze de Amerikanen gegeven had. De tegenwoordige ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie, tot die alliantie behorend, hebben nooit verbloemd dat zij weinig voelen voor die internationale strijdmacht.
En nu is zojuist de Oezbeek generaal Dostum tot onderminister van Defensie benoemd, de krijgsheer die verantwoordelijk is voor de verwoesting van Kabul in 1993, voordat de Talibaan enkele jaren geleden daar de macht overnamen. Daarbij zijn toen ook vele burgers omgekomen. De internationale strijdmacht, die tot april onder Brits commando staat, weet dus wat haar te wachten staat.
Mocht zij in het nauw raken, dan zal althans de Duitse eenheid, waartoe de Nederlanders behoren, geen zware versterkingen kunnen aanvoeren, want daartoe ontbreekt het de Duitsers aan transportcapaciteit. Trouwens, dat is ook de reden waarom die eenheid überhaupt niet over zware wapens beschikt. Onwillekeurig komt de herinnering aan Srebrenica weer boven.
Maar we zullen toch in geval van nood op de Amerikanen kunnen rekenen? Waarschijnlijk wel, hoewel die toezegging mondeling is gedaan aan de Britse minister van Defensie, die haar, opnieuw mondeling, aan zijn Nederlandse collega heeft doorgegeven. Vandaar dat de regering in haar verklaring niet verder gaat dan de mening uit te spreken dat zij bij onverhoopte evacuatie van Amerikaanse steun verzekerd is (maar is evacuatie het enige denkbare noodgeval?).
Die missie zit dus vol risico's. Dat wil nog niet zeggen dat het nemen van die risico's onverantwoord is. Zoiets kan pas achteraf gezegd worden. En per slot van rekening zijn risico's inherent aan het militaire bedrijf. Wie geen risico's wil nemen, moet geen militair worden of geen militairen uitsturen.
Wat hier verwondert is dat de regering kortgeleden, toen de oorlog in en boven Afghanistan nog volop aan de gang was, zo buitengewoon aarzelend leek in het waarmaken van haar eigen verklaring dat ook Nederland in oorlog was. De vliegtuigen die de Amerikanen werden aangeboden, mochten alleen verkenningsvluchten uitvoeren. Geen vuile handen dus. Dit lijkt in tegenspraak te zijn met de tegenwoordige bereidheid risico's te nemen.
Het wederwoord dat hierop gegeven wordt, o.a. door het VVD-Kamerlid Weisglas in het televisieprogramma van Andries Knevel, luidt dat de Amerikanen ons nooit om gevechtssteun hebben gevraagd. Nee, dat zal wel, want ze konden het alleen wel af. Maar waar het om gaat, is de vraag of wij die gevechtssteun hebben aangeboden wat toch het minste is wat je kunt doen wanneer je zegt ook in oorlog te zijn.
Nu de oorlog vrijwel voorbij is, sturen we plotseling wél zes gevechtsvliegtuigen, die, zo nodig, ook zullen mogen schieten, hoewel hun eigenlijke taak close air support zal zijn, bijvoorbeeld steun aan in de knel geraakte Amerikaanse militairen of leden van de internationale strijdmacht (waartoe die vliegtuigen overigens formeel niet behoren). Hier lijkt het risico minder groot dan de tweehonderd Nederlanders lopen in een door bandieten, scherpschutters en partisanen waarschijnlijk doorwoekerd Kabul.
De ironie van de geschiedenis wil dat dit beleid sinds 11 september voornamelijk verdedigd is door twee ministers, die van Buitenlandse Zaken en Defensie, die tot de VVD behoren de meest pro-Amerikaanse en pro-Atlantische partij die er is. Dat de PvdA moeite heeft met het gebruik van militair geweld, is, gezien haar pacifistische aanvechtingen, nog begrijpelijk. Maar waarom moest uitgerekend de VVD zo'n draaierige indruk maken? Dat is ook iets wat in die hele zaak verwondert.
NRC Handelsblad van 27-12-2001, pagina 7