IV
Je kunt van het naoorlogse Duitsland zeggen wat je wilt, maar het schroomt niet het jongste verleden onder ogen te zien. Nog steeds zijn de media niet uitgepraat over de Hitlertijd, en sinds weken prijkt bovenaan de lijst van bestsellers Sebastian Haffners boek over zijn jeugd in die tijd. Kom daar eens in andere landen, bijvoorbeeld Oostenrijk en lange tijd ook Frankrijk, om.
Een verheugend verschijnsel. Maar het heeft ook problematische aspecten. De politicoloog Arnulf Baring vermeldde die op een forum dat het weekblad Der Spiegel (dat trouwens begonnen is met weer een serie over de Hitlertijd) had georganiseerd op de verjaardag van het einde van de oorlog in Europa. Baring zei:
‘De Duitse geschiedenis is ineengeschrompeld tot die twaalf jaar (van de Hitlertijd). Ik geloof dat het land deze voortdurende en obsessieve belangstelling voor het somberste hoofdstuk van zijn vele verledens niet verdraagt. Er zijn politici die gezegd hebben dat de basis van onze identiteit Auschwitz is. Dat betekent volgens mij dat wij onszelf op een manier definiëren die wij niet kunnen uithouden. We moeten een voldoende goede opvatting over onszelf hebben.’
Er volgde tegenspraak op deze analyse, o.a. van minister van Buitenlandse Zaken Joschka Fischer, eveneens lid van het forum, maar als Baring enigszins gelijk heeft, dan staat het Duitse zelfbeeld in schril contrast tot het Nederlandse. De Nederlanders immers, generaties lang gevoed door koningin Wilhelmina en Lou de Jong, hebben een heel goede mening over zichzelf - vooral over hun gedrag onder de Duitse bezetting.
Aan die mening ontlenen velen, die tientallen jaren na de oorlog geboren zijn, het recht hun Duitse tijdgenoten nog steeds de les te leren (als het niet erger is). Ik weet niet bij wie ik mij onbehaaglijker voel: dat soort Nederlanders of de Duitser die zich nog steeds meent te moeten verontschuldigen voor de misdaden van zijn voorgeslacht.
NRC Handelsblad van 17-05-2001, pagina 7