Trouw aan een fantast en romanticus
Eens in de zoveel jaren wordt in deze rubriek herinnerd aan de theorieën van de Bazelse rechtsfilosoof en etnoloog Johann Jakob Bachofen (1815-1887) - niet omdat zijn theorieën de tand des tijds hebben doorstaan, maar omdat er zo nu en dan iets opduikt wat mij aan hem doet denken. En: als mensen als Friedrich Engels, Ludwig Klages, Walter Benjamin en Ernst Bloch zich op hem beroepen hebben, dan heeft hij toch op z'n minst als een soort katalysator gewerkt.
Hoe ben ikzelf op die figuur gekomen? Op het gymnasium had ik een leraar die een adept van hem was en te pas of te onpas zijn leerlingen met Bachofens theorieën hetzij verveelde hetzij intrigeerde. Ik behoorde tot de tweede categorie, en al gingen die theorieën grotendeels boven m'n pet, toen ik in mijn studententijd tegen een bloemlezing uit zijn werk aanliep, kocht ik het boek. Blijkens de potloodstrepen in dit exemplaar, moet ik er toen nog in gelezen hebben ook.
Zijn bekendste boek heet Das Mutterrecht: eine Untersuchung über die Gynaikokratie der alten Welt nach ihrer religiösen und rechtlichen Natur. Daarin betoogt hij dat in de grijze oudheid, vóór de klassiek-Griekse tijd, een periode van vrouwenheerschappij (= gynaecocratie) is geweest, die later plaats maakte voor een vrijwel universeel patriarchaat.
Hoewel Bachofen zelf in politicis reactionair was, heeft zijn onderzoek stimulerend gewerkt op zeer uiteenlopende denkers. Ik noemde al de marxisten Benjamin, Bloch en Engels, wiens boek Der Ursprung der Familie, des Privateigentums und des Staates het een en ander aan Bachofen ontleent. Via Klages beïnvloedde hij ook schrijvers als Stefan George, Hugo von Hoffmannsthal, Gerhart Hauptmann, D.H. Lawrence en Ernst Jünger.
In de jaren '70 van de vorige eeuw werd hij door de feministen herontdekt. Een boek van een hunner - The goddes and the whore van Elizabeth Fischer - was voor mij de eerste aanleiding om in deze rubriek zijn Mutterrecht in herinnering te roepen. Ik weet niet of de oude reactionair zin voor humor had. Zo ja, dan zou hij geglimlacht hebben over de geestdrift voor zijn ideeën bij sommigen van zijn geestelijke leenmannen en -vrouwen.
Maar hij werd ook altijd bestreden. Zijn stad- en tijdgenoot Jacob Burckhardt, als historicus nog niet vergeten, moest niet veel van zijn theorieën hebben (omgekeerd vond Bachofen Burckhardt een ‘charlatan’). En dr. J.H. Ronhaar, die zelf in 1931 gepromoveerd was op Woman in primitive mother-right societies, noemt hem in de vijfde druk van de Winkler Prins een ‘groot fantast en romanticus’.
Nu is hij wel helemaal gediscrediteerd. Steven Goldberg schrijft in zijn The Inevitability of Patriarchy (1977) dat ‘onderzoek van de laatste vijftig jaar er niet in geslaagd is een jota van bewijs te ontdekken dat zulke matriarchaten ooit hebben bestaan’ (wat niet wil zeggen dat ‘matriarchale mythen en legenden geen geldig, zij het overdreven en metaforisch, doel hebben gediend voor schrijvers - van Homerus tot Robert Graves’).
En zelfs de etnologe Margaret Mead is door de knieën gegaan: ‘Het is waar dat alle theorieën die zo gemakkelijk in elkaar geknutseld zijn over door vrouwen geregeerde maatschappijen, onzin zijn. We hebben geen reden te geloven dat die ooit bestaan hebben. Mannen zijn altijd de leiders geweest in het openbare leven en het uiteindelijke gezag in het gezin.’ (Of het laatste helemaal waar is, waag ik te betwijfelen).
Wat is voor mij de laatste aanleiding geweest om Bachofen weer uit de kast te halen? In het wetenschapskatern van de Frankfurter Allgemeine Zeitung van 18 april stond een uitvoerige samenvatting van een bijdrage van de bioloog H.F. Bienfait en de etnoloog W.E.A. van Beek in Anthropos (een in het Zwitserse Freiburg uitgegeven tijdschrift) over ‘Right and Left as Political Categories’. Als die samenvatting juist is, dan vindt volgens de auteurs (die kennelijk Nederlanders zijn) de links-rechtsverdeling in de politiek haar oorsprong niet in de plaatsing van de partijen in de Franse Nationale Vergadering in 1789 ten opzichte van de voorzitter, maar is zij ‘een multifunctioneel bruikbaar classificatiesysteem tot ordening van de wereld, eng verbonden met andere fundamentele paren, zoals heilig-profaan of manlijk-vrouwlijk’ (ik citeer hier niet Bienfait en Van Beek, maar de samenvatting in de FAZ).
Dit nu deed me plotseling weer aan Bachofen denken, die het heeft over de voorkeur die de gynaecocratische denkwereld heeft voor de linker- en boven de rechterkant. ‘Links behoort tot de vrouwelijke passieve; rechts tot de manlijke, actieve natuurkracht’, aldus Bachofen. Met de overwinning van het patriarchaat week, zoals de moeder voor de vader en de nacht voor de dag, links voor rechts ofwel het medelijden voor het recht.
Sindsdien zou alles wat ter linkerzijde staat een ongunstige betekenis hebben gekregen (het Latijnse woord voor links is sinister). Ook het Oude Testament zegt: ‘De geest van den wijze richt zich naar rechts, maar de geest van den dwaas naar links’ (Prediker 10:2), en volgens het Nieuwe Testament (Matth. 23:33-46) noemt de Zoon des mensen degenen aan zijn rechterhand ‘gezegenden mijns vaders’, die het Koninkrijk beërven, terwijl hij tot degenen aan zijn linkerhand zegt: ‘Gaat weg van mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur...’ Ook in het overgeleverde, niet-politieke spraakgebruik heeft links een ongunstige gevoelswaarde. Links en het Franse gauche betekenen beide ook: onhandig, terwijl het Russische prawda, het Franse droit(e) en het Engelse right eveneens zo'n dubbelbetekenis hebben. Deze associaties moeten hun oorsprong in een verre oudheid hebben.
Maar of het in een nòg verdere oudheid juist andersom was, is de vraag, hoewel de Romeinen uitdrukkingen gebruikten en kenden (aan de Etrusken ontleend?) die zouden kunnen wijzen op een gunstige connotatie van links. Hoe het ook zij - Bachofen mag dan misschien niet meer au sérieux genomen worden, een jeugdsentiment verbiedt mij hem helemaal af te vallen.
En de links-rechtssymboliek in de politiek (blijkens de titel het onderwerp van Bienfaits en Van Beeks artikel)? Die schijnt, aldus het slot van de samenvatting in de FAZ, aan het verdwijnen te zijn, nu de meeste partijen het liefst tot het midden willen behoren. Maar het midden vooronderstelt twee kanten. Ergo: het links-rechtsparadigma raken we ook daar nog niet zo gauw kwijt.
NRC Handelsblad van 26-04-2001, pagina 9