Een filosofie van grenzen
Van de Amerikaanse schrijver Robert D. Kaplan heb ik maar één boek gelezen, en ik vond het een rotboek - niet omdat Reis naar de einden der aarde over alle verschrikkingen in de wereld - maar vooral in Afrika - ging, maar omdat er geen enkele analyse aan ten grondslag lag. Aan weer een catalogus van alle ellende die we dagelijks op de televisie kunnen zien, had ik geen behoefte.
U begrijpt dus dat ik met een ongunstig vooroordeel me zette aan het lezen van een artikel van dezelfde Kaplan in De Standaard van 17 februari, waarvan de kop luidde: ‘Bush voert Amerika terug naar Nixon’. Nu, dat zal wel een vernietigende kritiek op de nieuwe president zijn, dacht ik. Over Nixon, de enige president van de Verenigde Staten die ooit tussentijds afgetreden is, zal Kaplan immers wel niets goeds te melden hebben?
Maar nee, het artikel bleek mijn wantrouwen te logenstraffen. Zeker, Nixon, die president was van 1969 tot 1974, was een schavuit, maar dat waren Clinton en de socialist Mitterrand op hun manier ook. En wie zegt dat schavuiten geen goede politiek kunnen maken? Waarschijnlijk brengen engelen er in de politiek minder van terecht.
Kaplan waardeert in elk geval het authentieke conservatisme in Nixons buitenlandse politiek. In dat conservatisme ‘gaat het om behoedzame voortgang, in het voortdurende besef dat tragedie en ironie de eigenlijke kern van de geschiedenis uitmaken. Het conservatisme aanvaardt ook dat de buitenlandse politiek moet worden geleid door een veel somberder en onverzettelijker moraal dan de moraal die wij in ons dagelijks leven gebruiken. Het is een filosofie van grenzen.’
Ik weet niet of Kaplan ooit het boek van Noël O'Sullivan Conservatism (1976) gelezen heeft, maar daarin wordt een definitie van conservatisme gegeven die erg lijkt op die van Kaplan: ‘een filosofie van onvolmaaktheid, uitgaand van het besef dat er grenzen zijn en gekenmerkt door een limited style of politics.’ Dat is heel iets anders dan een morele kruisvaart. Daar moest Nixon, gesteund door zijn adviseur Henry Kissinger, dan ook niets van weten, en zo kon hij, de felle anticommunist, komen tot een vergelijk met de Sovjet-Unie, na eerst Mao Zedong aan zijn zijde te hebben gekregen. Het antiraketverdrag van 1972, waar nu iedereen aan herinnert die tegen Bush' plan is om Amerika onkwetsbaar te maken voor raketaanvallen, was een resultaat van deze politiek.
President Carter (1977-1981) was zo'n morele kruisvaarder, maar moest ervaren dat noch de Sovjet-Unie noch het Iran van de ayatollahs daar onder de indruk van kwam. Het personeel van de Amerikaanse ambassade in Teheran werd, tegen alle diplomatieke conventies in, ruim een jaar gegijzeld gehouden, en de Sovjet-Unie viel in 1979 zomaar Afghanistan binnen. Het enige wat Carter overbleef was te besluiten tot versterking van Amerika's bewapening - iets waar doorgaans zijn opvolger Reagan verantwoordelijk voor wordt gesteld.
En Reagan zelf, die na Carter gedurende acht jaren president was? Volgens Kaplan was hij ‘eigenlijk een activist met zendingsdrang, die veel weg had van Woodrow Wilson’, de president die na de Eerste Wereldoorlog de Volkenbond bedacht (waar zijn land geen lid van werd). Ook Reagan had ‘een zwak besef van tragedie of van grenzen, en een sterk besef van de mogelijkheden het Amerikaanse experiment overal ter wereld te verspreiden’.
Geen echte conservatief dus - iets wat de conservatieve columnist George Will al in 1980 signaleerde, toen hij opmerkte dat Reagans ‘kapitalistische dynamiek’ in tegenspraak was met het door de Republikeinen bepleite ‘culturele conservatisme’. Immers, door toe te geven aan alle lusten van een onverzadigbare markt, ondermijnt het kapitalisme sociale structuren en waarden die conservatieven doorgaans hooghouden.
Na het vierjarige intermezzo van president Bush sr. kwam, met Clinton, de generatie van de jaren '60 aan de macht, die geloofde dat ‘de stabiele omstandigheden waarin ze was opgegroeid, iets vanzelfsprekends waren en dat het haar taak was de nog resterende maatschappelijke onvolmaaktheden, zoals armoede en racisme, uit de wereld te helpen’. Een in beginsel grenzeloze taak dus.
In deze filosofie paste het begrip ‘humanitaire interventie’, dat immers in beginsel ook grenzeloos is. We mogen niet verwachten dat de regering van Bush jr. dit naadloos zal overnemen, want terwijl ‘de vorige regering (Clinton) steeds maar dacht aan wat mogelijk was, denken de conservatieven onder Bush jr. aan wat niet mogelijk is’. Hun instelling is eerder pessimistisch, zegt Kaplan - zoals die van Nixon en Kissinger dus, maar anders dan die van Reagan.
Het moet gezegd worden dat Kaplan weinig bewijzen overlegt dat de nieuwe regering in Washington er inderdaad zo over denkt. Zij is dan ook nog maar een maand aan de macht! Kaplan is dus een beetje haastig, maar de aankondiging van Bush' adviseurs dat interventies à la Bosnië en Kosovo niet voor herhaling vatbaar zijn, geeft al een indicatie van de nieuwe wind die uit Washington waait.
Als deze vorm van limited style of politics inderdaad daar de overhand krijgt, dan komt die in strijd met de prioriteit die de Nederlandse regering aanhangt: zij juicht immers de verschuiving van respect voor nationale soevereiniteit naar mensenrechten en vrijheden toe. Heel mooi, maar die verschuiving voert ons naar oeverloze wateren, wat de regering trouwens nu begint te merken, blijkens de limiet die zij gesteld heeft aan onze militaire aanwezigheid in het Ethiopisch-Eritrese grensgebied.
Voor de atlanticus Van Aartsen, die zo goed overweg kon met de minister van Buitenlandse Zaken van Clinton, wordt het een moeilijk spagaat, nu humanitaire interventie in Washington niet meer populair is. Misschien kan hij weer een beroep doen op zijn ‘topdiplomaat’ Van Walsum (zo noemt deze zich althans, getuige de ondertitel van zijn onlangs verschenen boekje Verder met Nederland). Hierin betreurt Van Walsum het dat ‘de meeste VN-leden nu eenmaal meer waarde hechten aan respect voor soevereiniteit dan aan respect voor mensenrechten’. Dat is misschien heel slecht van die leden, maar het soevereiniteitsbeginsel geeft tenminste meer houvast dan het open-ended begrip mensenrechten. Chaos en onberekenbaarheid zouden het resultaat kunnen zijn van een politiek die voorkeur zou geven aan het tweede. En vrees voor zo'n resultaat is een drijfveer van de echte conservatief.
NRC Handelsblad van 22-02-2001, pagina 7