Zelfbeeld en identiteit
‘Nederlanders schamen zich voor het koloniale verleden en zijn trots op de waterwerken en de Gouden Eeuw. Eénderde van de bevolking is bereid voor het vaderland te sterven.’ Zo vat het Historisch Nieuwsblad (juli 2000) het resultaat samen van een enquête die het, samen met EO-radio 1, heeft laten houden onder 503 Nederlanders: een onderzoek naar hun waardering van het nationale verleden en naar hun verbondenheid met eigen land.
Wie de uitgebreide versie van het onderzoek opvraagt, krijgt een pak papieren onder de titel ‘Enquête “Nederlandse identiteit”, maar dat is wat in het Engels heet een misnomer, een verkeerde benaming, want waar het om gaat, is het Nederlandse zelfbeeld, en dat is slechts een onderdeel van de identiteit. Kijk maar naar de vragen die aan die 503 gesteld zijn:
Welke gebeurtenis of episode uit de Nederlandse geschiedenis kunt u noemen waarop de Nederlanders trots kunnen zijn?’ Idem voor een gebeurtenis of episode waarvoor ze zich zouden moeten schamen. ‘Kunt u iemand uit de Nederlandse geschiedenis noemen waar u wel eens een goed gesprek mee zou willen hebben?’ ‘Waar voelt u zich het meest verbonden mee? Is dat met het dorp of de stad waar u woont, met uw streek of provincie, met Nederland of met Europa?’
‘Hoe belangrijk vindt u het dat Nederlanders iets weten over de geschiedenis van Nederland?’ ‘Welk van de volgende onderwerpen is volgens u voor Nederlanders het belangrijkst om iets over te weten? Is dat de Tachtigjarige Oorlog, Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog, het Nederlandse koloniale bestuur of het Nederlandse regeringsstelsel?’ ‘Waar gaat uw hart het snelst voor kloppen? Is dat voor het koningshuis, de Nachtwacht of het Nederlands voetbalelftal?’ ‘Mocht Nederland ooit in oorlog raken zou u dan bereid zijn voor Nederland te sterven?’
De meeste kranten hebben indertijd over de uitslag van die enquête bericht. Dus daar hoeven we niet op terug te komen. Maar die uitslag geeft, zoals gezegd, een indruk van wat de Nederlanders van zichzelf en hun geschiedenis vinden, niet van wat ze zijn. En tussen die twee, tussen zelfbeeld en identiteit, zitten meestal - niet alleen bij Nederlanders - nogal wat verschillen.
Een zelfbeeld is per definitie subjectief: iemand oordeelt over zichzelf. De vaststelling van een identiteit is in zoverre objectief dat het anderen zijn die dat doen (natuurlijk ook behept met allerlei - gunstige of ongunstige - vooroordelen). Bovendien kan een identiteit, zo ooit, slechts vastgesteld worden in vergelijking, zo niet contrast, met andere identiteiten. Een identiteit in een luchtledig bestaat niet. Zij heeft grenzen, dus anderen, nodig om vastgesteld te kunnen worden.
Daarvan is in die hele enquête geen sprake, en daarom kan zij geen enquête naar de Nederlandse identiteit genoemd worden. De redactie van het Historisch Nieuwsblad was zich daar kennelijk van bewust, want in het artikel dat zij wijdt aan die enquête, komt het woord identiteit niet voor. Een volgende keer moet zij eens een enquête houden onder buitenlanders over wat zij van Nederland en de Nederlanders vinden.
Het is de vraag of dan ook de waterwerken, de Gouden Eeuw, het voetbal, de Tweede Wereldoorlog en onze humanitaire gezindheid als eerste uit de bus zouden komen rollen als zaken waarop de Nederlanders het trotst kunnen zijn, zoals dat (in die volgorde) het geval is bij deze enquête, waarbij uitsluitend Nederlanders betrokken zijn geweest. Dito dito voor de zaken waarvoor de Nederlanders zich het meest zouden moeten schamen (kolonialisme, slavenhandel, collaboratie).
Overigens is het goed om, wanneer we over nationale trots of hartkloppingen praten, ons het woord van de Duitse filosoof Schopenhauer te herinneren: ‘De nationale trots is de goedkoopste soort van trots, want hij verraadt in degeen die ermee behept is, het gebrek aan individuele eigenschappen waarop hij trots zou kunnen zijn.’
Inderdaad, trots kun je, met enig recht, alleen maar zijn op wat je zelf gepresteerd hebt. Hebben de respondenten zelf de waterwerken aangelegd, het Europese Kampioenschap voetbal in 1988 gewonnen, verzet in de Tweede Wereldoorlog gepleegd? Niettemin: niemand is helemaal vrij van trots - ook als die zich uit in schaamte erover dat we ergens niet trots op kunnen zijn. Schaamte is vaak gefrustreerde trots.
Voor schaamte geldt hetzelfde als voor trots: hebben de respondenten zich zelf schuldig gemaakt aan kolonialisme, collaboratie of slavenhandel? Zo niet, dan is het op z'n minst onhistorisch zich daarover te schamen. ‘Het verleden is een ander land: ze doen daar de dingen anders dan bij ons’, heeft de Britse schrijver L.P. Hartley gezegd.
Niettemin: ook van collectieve schaamte is niemand helemaal vrij. Ik althans schaam mij plaatsvervangend wanneer ik landgenoten zich in het buitenland zie misdragen. Als het Duitsers of Engelsen zijn, erger ik me alleen maar. Je maakt je nooit helemaal los van de collectiviteit waartoe je behoort.
Toch is het merkwaardig dat bij de respondenten de schaamte over een ver verleden - kolonialisme, slavenhandel bijvoorbeeld - groter is dan over recente gebeurtenissen. Srebrenica vervult heel weinig respondenten met schaamte. Ook in collectieve schaamte zit iets goedkoops.
NRC Handelsblad van 22-08-2000, pagina 7