Fascisme met een menselijk gezicht?
Wie moeten we volgen? Woensdag stonden er in één en hetzelfde nummer van de Volkskrant twee beschouwingen over het succes van Jörg Haider bij de Oostenrijkse verkiezingen - beide van leden van de redactie van die krant. Zonder dat ze elkaar direct tegenspraken, ademden ze toch niet dezelfde atmosfeer.
Anet Bleich sprak van een ‘nachtmerrie’, die haar emotioneel raakte (haar joodse moeder kwam uit Wenen). Weliswaar was Haider ‘geen nieuwe uitgave van Hitler’, maar zijn vreemdelingenhaat was onacceptabel. Als hij ooit in de regering zou komen en aanstalten zou maken zijn programma uit te voeren, was het voor de EU een ‘harde noodzaak’ Oostenrijk uit te stoten.
Twee pagina's eerder uitte Arie Elshout zich nuchterder. Volgens hem mocht het verschijnsel Haider niet door de bril van het verleden bekeken worden. Integendeel, hij was ‘gevaarlijk modern’. De ‘grote depolitisering’ die we tegenwoordig beleven, liet ‘ruimte voor politici als Haider’. Daarbij kwam dat het kartel dat sinds 1945 vrijwel ononderbroken aan de macht is in Oostenrijk, als 't ware zo'n man in het leven roept.
Welke lijn moet de gewone Volkskrantlezer volgen: die van Bleich of die van Elshout? Of wil hij juist die diversiteit van meningen, waaruit hij dan zelf, volwassen burger, kan kiezen, waarbij hij dan ook nog het ongesigneerde hoofdartikel van de dag tevoren in zijn overwegingen kan betrekken? Of wil hij liever dat de krant hem één mening voorzet, waar hij het dan al dan niet mee eens kan zijn?
Het is de vraag die ook andere kranten zich kunnen stellen, want het Amsterdamse ochtendblad is niet de enige journalistieke supermarkt die de lezer met een embarras du choix confronteert. Ik weet: als onafhankelijk columnist ondermijn ik, met het stellen van die vraag, mijn eigen positie. Bij de Volkskrant gaat het zelfs om leden van dezelfde redactie die verschillende meningen waren toegedaan.
Maar laten we deze journalistieke kwestie - als het een kwestie is - voor wat zij is en ons met de zaak zelf, het succes van Haider, bezighouden. Is Haider een spook uit een onverwerkt, typisch Oostenrijks verleden of is zijn succes van meer dan lokale betekenis: het product van een samenleving waarin het politieke discours aan zijn eind is gekomen?
Zeker, hij heeft acht jaar geleden eens Hitlers werkgelegenheidspolitiek geprezen en is toen onmiddellijk voor een neo-nazi uitgemaakt. Maar heeft Sebastian Haffner dat in zijn meesterwerk Anmerkungen zu Hitler niet ook gedaan? Niemand heeft hem daarom een apologeet van het nationaal-socialisme genoemd.
Maar Haider is geen historicus en had met die opmerking een ander oogmerk dan de waarheid. Hij is een politicus, sterker: een demagoog. Dat is bedenkelijk, maar maakt iemand nog niet tot een nazi. Zijn lof voor de moed van de Waffen-SS'ers moet in het hetzelfde licht gezien worden. Er zijn meer politici wie alles goed is, als het maar stemmen opbrengt.
Nee, het nationaal-socialisme is ‘een historische categorie en geen verklaringsmodel voor de toekomst’, zoals de hoofdredacteur van Die Zeit in het laatste nummer van dat Duitse weekblad schrijft (overigens niet naar aanleiding van Haider). Het is als toekomstverschijnsel dat we Haider moeten beoordelen, en dan blijft er genoeg onrustbarends over.
Hij heeft geen ideologie. Integendeel, hij is een product van het postideologische tijdperk. De grote tegenstellingen die deze eeuw hebben verdeeld, zijn verdwenen. Socialisten prijzen het kapitalisme en zijn dus geen tegenstanders van het liberalisme meer. Resultaat: de grote verveling die Fukuyama tien jaar geleden voorspelde, is ingetreden.
In dit vacuüm krijgen mensen als Haider een kans, wanneer zij op handige manier gebruik kunnen maken van het onbehagen dat altijd in een samenleving sluimert. Immers, welvaart - en met Oostenrijk gaat het de laatste jaren heel goed - is geen waarborg tegen onbehagen.
Integendeel. Ook in het Frankrijk van 1968 heerste welvaart. Niettemin brak daar in mei de revolutie uit - de revolutie, niet van de verschoppelingen en misdeelden der samenleving, maar van de burgerzonen en -dochters. La France s'ennuie, had Le Monde aan de vooravond geschreven, en dáárom brak de revolutie uit.
Dat was nog een revolutie die door een ideologie gedreven werd - weliswaar een romantische (de communisten moesten er dan ook niets van hebben), maar de revolutionairen geloofden erin. In die ideologie van '68 gelooft nu niemand meer, en in dit ideologisch niets stappen mensen als Haider - mensen die uiterlijk niet te onderscheiden zijn van anderen, zoals Hitler en Mussolini dat wèl waren, en daarom des te gevaarlijker. Als Haider een fascist is, dan is hij een fascist met een menselijk, al te menselijk gezicht.
Verontrustend voor het oude links moet het zijn dat ook de arbeiders in scharen op Haider gestemd hebben: 48 procent, terwijl 31 procent de sociaal-democraten trouw bleven. Ook de jeugd bracht in meerderheid haar stem op hem uit. De oude mythes - die altijd mythes geweest zijn - storten ineen. De arbeider (bestaat die nog?) is niet per definitie links, de jeugd niet per definitie vooruitstrevend.
Natuurlijk heeft de typisch Oostenrijkse situatie ook bijgedragen aan Haiders succes. Het Proporzsystem, waaronder beide grote partijen alle baantjes onder elkaar verdeelden, moest op een goed ogenblik een reactie uitlokken. Maar ieder land heeft zijn eigen misstanden. Er hoeft maar een man als Haider te zijn om het onbehagen daarover te activeren, en die is er gelukkig niet altijd (maar daarmee zijn de misstanden nog niet uit de wereld).
De vergelijking is in vele opzichten onbillijk, maar in september 1998 was Schröder eigenlijk de Duitse Haider - in die zin dat hij het onbehagen dat over zestien jaren Helmut Kohl heerste wist te activeren, en dat kon hij alleen maar omdat hij er nauwelijks een ideologie op nahield. Het was niet de SPD die de verkiezingen won, maar Schröder. De ouderwetse sociaal-democraat Lafontaine zou het waarschijnlijk niet gelukt zijn.
Als regerings- en partijleider heeft Schröder tot dusver gefaald. Gebrek aan ideologie is dus geen waarborg voor succes. Ook Haider kan, eenmaal aan de macht, een ‘schertsfiguur’ blijken, zoals de Berlijnse correspondent van De Standaard Schröder noemt. Het postideologische tijdperk zit vol onberekenbaarheden.
NRC Handelsblad van 12-10-1999, pagina 9