Leve de verschillen!
‘“Fransen zijn subtiel, Nederlanders zijn boers”.’ Zo luidde de kop die boven een artikel stond in Het Financieele Dagblad van 18 februari. De Fransen subtiel? De eerste reactie van een niet-Fransman is dan te vragen: is Jean-Marie Le Pen, de leider van het Front National, soms subtiel? Of Maurice Papon, wiens Parijse politie in 1961 tientallen Algerijnen de Seine injoeg, waar ze verdronken? Om niet te spreken van de folterpraktijken van het Franse leger tijdens de oorlog in Algerije.
Maar die reactie is, hoewel begrijpelijk, zelf een beetje boers. Ze doet geen recht aan de gedachte die achter die uitspraak ligt. Het is de Franse historicus Robert Muchembled van wie die uitspraak is. Hij deed haar in een gesprek met C. van Lotringen, correspondent van het FD in Parijs, naar aanleiding van zijn boek La société policée.
In dat gesprek komt het verschil tussen Fransen en Nederlanders ter sprake. ‘Er zijn bijna geen volkeren in de Europese Unie die zo sterk van elkaar verschillen’, zegt Van Lotringen. ‘De een subtiel, de ander rechtlijnig; de een verstopt zich achter de vorm, de ander schermt onmiddellijk met de inhoud.’
Muchembled (die in 1997 in Den Haag de Descartes-Huygensprijs kreeg) geeft hier een verklaring van: ‘Frankrijk is een land van rituelen. Nederland absoluut niet. De meeste Fransen dragen een masker. Ze geven zichzelf niet bloot, zeker de eerste keer niet. Het contact moet zo soepel en vriendelijk mogelijk verlopen. Hoogste gebod is het vermijden van beledigingen, misverstanden en agressiviteit.
Nederlanders daarentegen zijn nogal ruw en boers. Er zijn bij u geen rituelen om opwinding en irritatie tussen partijen te temperen.’ Op het niveau van de presentatie uit zich dit verschil, volgens hem, in de omfloerste benadering versus de directe confrontatie.
Aanvankelijk herleidt Muchembled dat verschil tot het verschil tussen katholieken en protestanten, maar dat is een, hoewel niet onjuiste, toch onvoldoende verklaring. Frankrijk is, zegt hij, een uiterst conflictueuze samenleving, die sinds de revolutie van 1789 voortdurend in kampen is verdeeld. Om die potentiële conflicten weg te plamuren, zijn op grote schaal rituelen geïntroduceerd.
‘Deze regels vormen het sociale cement van de samenleving, omdat men in Frankrijk dankzij de etiquette een paradox heeft kunnen overbruggen: het gelijkheidsbeginsel van de revolutie van 1789 versus de erfenis van de elitaire monarchie.’ De cohabitatie van de egalitaire en hiërarchische tradities vergt een uiterst subtiel stelsel van regels en rituelen.
Weliswaar heeft de ‘revolutie’ van 1968 een aanval op dit stelsel gelanceerd, maar het heeft die aanval overleefd. Op het ogenblik schijnt de bevolking heel tevreden met de politieke manifestatie van die cohabitatie tussen die twee schijnbaar tegengestelde tradities: een gaullist als president, die de sterke staat vertegenwoordigt, en een socialistische regering, die de beginselen van de revolutie belijdt.
Nederland, daarentegen, is nooit een echt conflictueuze samenleving geweest. Hier heeft altijd een consensusmodel overheerst - al vóór de zelfstandigheid van het land. De revoluties zijn er dan ook altijd vreedzaam geweest en hebben geen traditie achtergelaten in de volksverbeelding.
Als ‘grande nation’ heeft Nederland zichzelf nooit beschouwd - behalve op moreel gebied. Die ‘grootheid’ echter vraagt niet om veldheren en soldaten, maar om schoolmeesters en dominees. Kortom, een geheel andere cultuur dan de Franse, een cultuur waar het ‘recht voor zijn raap spreken’ als grotere deugd wordt aangemerkt dan het eerbiedigen van rituelen. In Franse ogen is die cultuur boers; in Nederlandse ogen is de Franse cultuur vaak poppenkast, woordenkraam en klatergoud.
En die zo verschillende culturen worden geacht één politiek te voeren! Want het zijn niet alleen Frankrijk en Nederland die elkaars antipoden zijn. Uit een interview dat in De Standaard van dit weekeinde (20/21 februari) verscheen, blijkt dat er grote verschillen bestaan tussen de Franse en Belgische wijzen van besluitvorming, beide ook uiting van verschillende culturen.
Aan het woord is de Belg John Gielen, voorzitter van het directorium van BBL Frankrijk en directeur-generaal van ING Frankrijk, geïnterviewd door de Parijse correspondente van dit Brusselse dagblad, Mia Doornaert:
‘Meer dan de Belgen zijn de Fransen individualisten. In het algemeen zijn de mensen met wie je werkt, zeer goed opgevoed, ze hebben uitstekende studies gedaan, ze zijn vaak briljant. Kennis van zaken volstaat hier niet, ook de presentatie - schriftelijk of mondeling - is heel belangrijk. Iedereen wil schitterend overkomen. Het nadeel is dat het collectieve spel kan lijden onder al die individuele briljantie.
In België, waar we dat soms wat te ver drijven, hebben we de zin voor consensus in de genen. Hier bestaat dat niet. Als het nastreven van consensus niet primeert, dan is de baas zeer belangrijk, want hij is het die de knopen doorhakt. En daarin zijn de Fransen dan weer zeer gedisciplineerd. De beslissing aanvaarden van de voorzitter is geen gezichtsverlies.’
Dat leidt dan, zo merkt Mia Doornaert op, ‘tot de schijnbare paradox dat de hyperindividualistische Fransen een veel groter respect voor de hiërarchie hebben dan de gemiddelde Belg.’ (De Nederlandse schoolmeester-dominee merkt hierbij op dat ‘schijnbare paradox’ dubbelop is: een paradox is op zichzelf al schijnbaar, nl. een schijnbare tegenstelling.)
Nederlanders en Belgen hebben dus een consensustraditie gemeen. Dat zou het bereiken van consensus tussen hen gemakkelijker moeten maken. Alleen: de Belgische consensus komt voort uit de Belgische samenleving, de Nederlandse uit de Nederlandse. En die twee samenlevingen zijn verschillend. Overigens: leve de verschillen! Zij zijn het wezen van Europa.
NRC Handelsblad van 23-02-1999, pagina 9