Het Belgisch labyrint
‘Op de 8ste december 1904 aan mijn ontbijt de krant lezende werd ik plotseling verrast door de aankondiging van de Amsterdamsche Bank dat zij aanbiedingen van aandelen “Zuid-Amerika-lijn” tot 58 procent inwachtte, teneinde die te kunnen accepteren, indien binnen een zekere gestelde tijd meer dan de helft van het aandelenkapitaal zich aldus aangeboden had.
De betekenis van deze aankondiging was mij aanstonds duidelijk: de Amsterdamsche Bank, waarin Duitse belangen sterk vertegenwoordigd waren [...], handelde in opdracht der grote Duitse lijnen, die, na de kleine Nederlandse concurrent amechtig gebeukt te hebben, thans door het aanbieden van een voor de weinig hoopvol gestemde aandeelhouders aantrekkelijke prijs hoopten haar aldus geheel in hun macht te krijgen.
Na de Holland-Amerika-lijn de Zuid-Amerika-lijn! En daarna de andere lijnen. Het was de voortzetting van het verduitsingsproces en het begin van het einde voor onze nationale scheepvaart.’ Aldus de memoires van een Amsterdamse reder, hier in aangepaste spelling geciteerd. Maar de schrijver liet het hier niet bij zitten. Hij vond een andere grote bank bereid een tegenbod te doen.
En zo stond al in de middageditie van dezelfde krant ‘de aankondiging dat de Nederlandsche Handel-Maatschappij, teneinde het nationale karakter van de Zuid-Amerika-lijn te redden, bereid was voor aandelen Zuid-Amerika-lijn 60 procent te betalen, dus 2 procent meer dan de Amsterdamsche Bank, indien zij de meerderheid der aandelen eenmaal bezat.
De geestkracht van de directie der Handel-Maatschappij was een uitkomst in de nood. Haar actie vormde tevens het keerpunt in de psyche der Nederlandse scheepvaartdirecties. Het plan der Duitse lijnen mislukte, de Handel-Maatschappij werd eigenares van een groot deel der aandelen Zuid-Amerika-lijn [...]. Van toen af toonde men zich in scheepvaartkringen besloten tegen de Duitse usurpatie op treden.’
Doet dit verhaal denken aan een gebeurtenis die de laatste twee weken de aandacht trok? Natuurlijk, de omstandigheden van 1904 zijn niet die van bijna honderd jaar later. Het bod op de Belgische Generale waarmee ABN-Amro Fortis probeerde te overtroeven, zat anders in elkaar dan de constructie waarmee de Nederlandsche Handel-Maatschappij de aandeelhouders van de Zuid-Amerika-lijn op haar hand kreeg. En de aandeelhouders van de Generale kwamen er zelfs helemaal niet aan te pas!
Maar één ding hadden beide acties gemeen: zoals de Handel-Maatschappij in 1904 een Nederlandse rederij ervoor behoedde in buitenlandse handen te vallen, zo wist de Belgische financiële elite in 1998 te voorkomen dat een grote Belgische bank door een volledig Nederlandse overgenomen zou worden (Fortis is half Belgisch, half Nederlands).
Om dat doel te bereiken was die elite tot veel bereid. Laten we ons bepalen tot enkele karakteriseringen die de Belgische pers zelf van deze reddingsoperatie geeft. De Standaard: ‘... het spel is vuil gespeeld. De politieke beïnvloeding is er onmiskenbaar geweest.’ De Financieel-Economische Tijd meent dat België ‘andermaal zijn reputatie als onbetrouwbaar en wat smoezelige landje eer heeft aangedaan.’ Het Laatste Nieuws vindt dat de middelen die aangewend zijn ‘tot de gebruiken van de Italiaanse maffia behoorden.’ Zelfs de Franstalige Soir spreekt van verouderde verdedigingstechnieken.
Paul de Grauwe, hoogleraar Internationale Economie te Leuven, schrijft in De Standaard: ‘Op geen enkel moment hebben de economische merites [...] een rol gespeeld. De enige motivering van de Belgische haute finance was [...] de buitenlandse kapers op afstand te houden. [...] De Hollanders zouden misschien de belangen van het land beter dienen dan onze eigen elite, voor wie alleen macht telt. [...] Het is niet voor niets dat België tot de meest corrupte landen wordt gerekend.’
Openlijk wordt ook gesproken over de rol die koning Albert - althans het Paleis - in deze affaire heeft gespeeld. Premier Dehaene ontkent dit, maar de voorzitter van Fortis, Maurice Lippens, heeft die ontkenning bij voorbaat enigszins ongeloofwaardig gemaakt door op de dag van de overwinning te zeggen: ‘Een verjaardagsgeschenk voor de koning’ (die die dag jarig was).
De deken van de Vlaamse commentatoren, de gerespecteerde Manu Ruys, laakt de ‘ondemocratische Paleispolitiek’ van een koningshuis dat handelt als ‘het bindteken in een coalitie van francofone en meestal francofiele machtscentra’ (De Standaard). U ziet: hier worden uitsluitend Belgische bronnen genoemd.
Ook zonder zelf een oordeel over die praktijken uit te spreken, kunnen we rustig zeggen: andere zeden dan in Nederland. En andere zeden dan waarmee ABN-Amro in de voorbereiding van haar tegenactie blijkbaar rekening had gehouden. Had de leiding van zo'n grote bank dan niet iemand in dienst hebben kunnen nemen die haar wegwijs kon maken in wat Geert van Istendael (ook een Belg) al in 1989 ‘het Belgisch labyrint’ noemde en die in het Algemeen Dagblad van 11 juni vraagt: ‘Waarom gaan Nederlanders er toch steeds opnieuw zo graag vanuit dat het buitenland in elkaar zit zoals hun eigen land?’
Een en ander is des te merkwaardiger omdat de topman van ABN-Amro, mr. J. Kalff, zich wèl bewust lijkt te zijn van de moeilijkheden die fusie met een Duitse partner kan opleveren. Na de nederlaag zei hij in een bespiegeling over andere mogelijkheden: ‘Een Duitse partner zou ideaal zijn. Maar er zijn twee problemen. Wie krijgt de macht? En: hoe groot zijn de culturele obstakels?’ Nu, die kunnen moeilijk groter zijn dan de obstakels die ABN-Amro in België deden struikelen. Of ligt de verklaring in wat Steven De Foer, de correspondent van De Standaard in Nederland, aangeeft: ‘De Nederlanders mogen dan nog zo hoog van de toren blazen over zakelijkheid en Europees denken, een Nederlands-Duits huwelijk klinkt nog steeds als een vloek.’ Maar ja, Duitsland is een groot land, en België niet. De Belgen denken we, overigens ten onrechte, nog wel te kunnen inpalmen, de Duitsers niet.
Maar intussen legt die correspondent wel de vinger op een merkwaardig verschijnsel. De Europese economieën zijn met elkaar verstrengeld, straks krijgen we één Europese munt - wat vooral de banken met gejuich begroeten - maar zodra het om praktische samenwerking gaat, struikelen we over verschillende zeden en verschillende culturen. Die tegenstrijd bestond in 1904 tenminste niet.
NRC Handelsblad van 12-06-1998, pagina 7