Brief aan de toekomst
Misschien ben ik al te laat. Vorige week moesten we een ‘brief aan de toekomst’ schrijven, waarin we moesten vertellen wat we op een bepaalde dag - vrijdag, geloof ik - hadden gedaan. Op die manier zouden latere geslachten zich enigszins kunnen voorstellen hoe het dagelijkse leven in Nederland anno 1998 was.
Ik vond dat een goed idee. We worden weliswaar overstroomd door bergen papier (de metafoor is niet gelukkig), maar wat we eigenlijk doen en denken - daarover laten we weinig documentatie achter. Anders dan het voorgeslacht, dat uitvoerige brieven schreef. Nu hebben we telefoon en auto - allemaal heel gemakkelijk, maar ze laten geen sporen voor het nageslacht achter.
Laat ik dus mijn dag van vandaag beschrijven - woensdag 27 mei. Ik sta, als gewoonlijk, vroeg op: vóór vijven. Dan word ik wakker. Waarom zou ik dan blijven liggen? Waarschijnlijk zit dat in de genen. Toen ik een kleine jongen was, zat mijn vader al achter zijn bureau wanneer ik, omstreeks half zeven, uit bed kwam. We gingen dan naar de zweminrichting aan de Heiligeweg om, vóór het ontbijt, te zwemmen (ik heb het daar geleerd). (Voor niet-Amsterdammers: de Heiligeweg ligt in Amsterdam.)
Vandaag dus weer vroeg op. Aan het ontbijt kijk ik meestal naar een film of programma op de televisie die (dat) ik de avond tevoren op de video heb opgenomen. Vandaag is het Bouillon de Culture, het literaire programma van Bernard Pivot op TV5. Hij heeft vijf schrijfsters op bezoek. Een ervan slechts ken ik (van naam). Zij is Françoise Chandernagor, schrijfster van historische romans, maar nu heeft ze een drama uit het hedendaagse leven geschreven: overspel (niet dat dit in de historie niet voorkwam).
Hoe ken ik haar? Ze is de dochter of schoondochter van iemand die in het begin van de jaren '80 Frans ambassadeur in Den Haag was: Jurgensen. Hij was socialist, maar moest niets van de antikernwapenpolitiek van de PvdA hebben. Zijn vrouw, nu weduwe, was hoofdredacteur van Elle geweest en is, onder de naam Rose Vincent, schrijfster van historische romans, waarvan sommige in Nederland spelen.
Maar terug naar vandaag. Na het ontbijt (yoghurt met müsli, twee koppen thee) op de fiets naar Den Haag. Ik neem mijn regenpak mee, maar het regent niet (op de terugweg wel). Veertig minuten fietsen. Heel stil op straat. Ik fiets naar het kantoor van de Haagse redactie van deze krant, waar ik een kamer heb.
Wanneer ik aankom, is er nog niemand van de redactie, wat prettig is, want dan loop ik ze niet voor de voeten met het lezen van de kranten die voor hen bestemd zijn, en met het fotokopiëren van artikelen uit die kranten, of eventueel, met faxen. Zelf krijg ik de Volkskrant en Trouw thuis in de bus, maar voor de andere kranten - ook sommige buitenlandse - ben ik aangewezen op de kranten die de redactie krijgt.
Het is niet echt lezen wat ik doe, meer diagonaal doornemen van de kranten en dan fotokopiëren wat mij interessant lijkt. Tot die dagelijkse ‘lectuur’ behoren ook het Reformatorisch Dagblad en het Nederlands Dagblad, christelijke bladen. Ik ben waarschijnlijk de enige op de redactie (waarvan ik overigens geen deel uitmaak) die ze doorneemt. Ik haal er wel eens wat uit.
Vandaag was ik al vóór negenen weer weg. Eerst naar de kapper, wat hoognodig was. Ik was nl. twee weken geleden geopereerd aan mijn oor, en het verband dat eromheen zat, maakte knippen moeilijk. De kapster vond het dan ook maar eng. Daarna langs de apotheek om wat medicamenten te halen. Om half elf weer thuis.
Dan ga ik de Volkskrant en Trouw lezen (voor zover ik dat niet al op de redactie gedaan heb) en de gefotokopieerde artikelen. Wanneer ik daarmee klaar ben, is de post er meestal. Vandaag niet veel. Daarna een paar brieven van lezers beantwoorden, en dan is het tijd voor de lunch (vroeger zeiden we: koffiedrinken): twee, drie boterhammen en melk. Onderwijl kijk ik naar de rest van Pivot.
Dan ga ik mijn dagelijkse dut doen - tegenwoordig ongeveer een uur. Dat doe ik al tientallen jaren lang. Het houdt me in leven, althans wakker tot 's avonds. Het is woensdag, de dag waarop ik meestal mijn column voor vrijdag schrijf, maar ik heb geen onderwerp, dus ga ik maar grasmaaien. Ook dat is hoognodig, want het is groeizaam weer. Gelukkig is het een tijdje droog geweest, dus het resultaat is vrij behoorlijk.
Onder de thee, valt Intermediair in de bus. Ik dacht dat je niet ouder dan 40 moest zijn om het gratis toegestuurd te krijgen, maar ik krijg het nog steeds. Zoals van elk drukwerk, neem ik daar ook kennis van. Dat wil zeggen: ik lees meestal de koppen boven de artikelen. Eén kop treft mijn oog: Brief aan de toekomst. Dat brengt mij op een idee: waarom zou ik geen brief aan de toekomst schrijven?
Zo gezegd, zo gedaan. En zo zit ik omstreeks vijf uur aan de schrijfmachine. Wat de rest van de dag brengen zal, weet ik dus nog niet. Waarschijnlijk niet veel anders dan anders. Dat komt neer op het lezen van de avondkranten, in mijn geval de Haagsche Courant (omdat wij in de Haagse regio wonen) en deze krant. De eerste, die altijd vroeg komt, heb ik al gelezen. De andere nog niet.
O ja, dat geeft mij gelegenheid een ergerlijke fout te corrigeren die in mijn column van gisteren (dinsdag) stond. Dat was mijn laatste taalstuk, en daarin had ik een zin opgenomen (uit een hoofdartikel in deze krant, mag ik wel verklappen), die ik van commentaar had voorzien. Uit dat commentaar was een zin weggevallen, wat het onbegrijpelijk maakte. Ik laat de zin plus commentaar hier dus opnieuw volgen:
‘[...]deze groeiende twijfel over aard en uitkomst van de komende presidentsverkiezingen noopt de buitenwereld nu zo langzamerhand wel een vreselijk dilemma onder ogen te zien, en wel het dilemma dat de eerste presidentsverkiezingen in postsocialistisch Rusland wel een stuk minder vrij zouden kunnen zijn dan de laatste in Sovjet-Rusland.’ Mijn commentaar luidde: een dilemma plaatst ons voor twee mogelijkheden. Waar is hier de tweede? (De eerste zin van dit commentaar was weggevallen.)
Wanneer dit stukje af is, ga ik weer naar de huiskamer om mijn tweede kop thee te drinken. Daarna wordt het tijd voor mijn dagelijkse glas rode wijn (goed voor de gezondheid) met zoutjes (niet goed voor de gezondheid). Daarna eten - soms (ik durf het nauwelijks te bekennen) met de televisie aan - meestal Paris Lumières, ook op TV5. Parijs is een stad die ik goed ken, dus de kijkjes in de stad en haar restaurants wekken een zekere nostalgie bij mij op.
Ik heb de hele dag zoveel zitten lezen, dat ik na tafel weinig meer in mij kan opnemen. Misschien nog een uurtje lezen in Chateaubriands Mémoires d'outre-tombe, die ik onlangs van de Koninklijke Bibliotheek heb gehaald, daartoe aangespoord door een eerder programma van Bernard Pivot. Vijf mannen, onder wie oud-premier Michel Rocard, zongen daar de lof van die schrijver. Zou zoiets ook mogelijk zijn met een Nederlandse tijdgenoot, Bilderdijk bijvoorbeeld? Zo niet, waarom niet? Hebben wij geen schrijvers die even belangrijk waren als Chateaubriand? Of schiet de kennis van onze eigen literatuur tekort? Bij politici, behalve misschien Bolkestein en Nuis, zeker!
Veel later dan negen uur wordt het niet, want dan krijg ik last van MEGO (my eyes glaze over). Dan ga ik maar weer naar de televisie kijken. Meestal zappen, en als er niets is, naar bed.
NRC Handelsblad van 29-05-1998, pagina 9