Bolkesteins optimisme
Bolkestein is eerder conservatief dan liberaal, heb ik wel eens beweerd. Ik trek die woorden terug. In een gesprek met het Reformatorisch Dagblad (14 februari) zegt hij: ‘Liberalen hebben een optimistische mensvisie. Dat delen zij met de socialisten. We zijn beiden kinderen van de Franse revolutie.’ En van zichzelf zegt hij: ‘Ik ben een optimistisch persoon.’
Inderdaad, het liberalisme is, zoals de historicus H.T. Colenbrander eens schreef, ‘in wezen optimistisch. Het gelooft (hierin niet verscheiden van de 18de eeuw) in de “perfectibilité de l'homme” (de vervolmaakbaarheid van de mens)’. Bolkestein zegt van zichzelf dat hij die visie deelt. Ergo is er geen reden hem conservatief te noemen, want het conservatisme heeft eerder een pessimistische mensvisie.
In een zojuist uitgekomen publicatie van de liberale Teldersstichting over Publieke verantwoordelijkheid werkt Bolkestein die visie uit. Met instemming haalt hij de Schotse filosoof David Hume (1711-1776) aan: ‘Onze oerinstincten leiden ons ertoe hetzij ons over te geven aan onbeperkte vrijheid hetzij te streven naar overheersing over anderen. Het is slechts reflectie (nadere overdenking) die ons ertoe beweegt zulke sterke hartstochten op te offeren voor de belangen van vrede en openbare orde’. Liberalen nu, zegt Bolkestein, ‘gaan ervan uit dat mensen reflectief ingesteld zijn’.
Nu, wie daarvan uitgaat moet inderdaad optimistisch genoemd worden. Maar Bolkesteins optimisme kent op z'n minst grenzen, want in dat interview met het RD zegt hij: ‘Mensen willen antwoorden hebben, en omdat zij niet toekomen aan nadenken, grijpen zij vaak naar de religie.’ Hoe kan dat nu? Hoe kunnen mensen tegelijk reflectief ingesteld zijn en niet toekomen aan nadenken? Of heeft Bolkestein het in zijn artikel over andere mensen dan in het interview?
Waarschijnlijk is dat Bolkestein het in het artikel heeft over een zekere tot reflectie geneigde elite, hoewel hij dat woord niet gebruikt. Wie dat wél onbekommerd doet is de liberale filosoof dr. A. Kinneging. In een interview met HP/De Tijd (20 februari) onderstreept hij ‘het belang van een deugdelijke elite’. Maar, helaas, ‘de elite heeft geen kompas meer’. Dat komt doordat zij geen ‘gedegen inhoudelijke en ethische vorming’ meer krijgt. Die hadden ‘onze voorouders’ nog wel. Die hadden ‘meer tijd voor reflectie’. De liberaal Kinneging is, zo kan men besluiten, pessimistischer (dus conservatiever?) dan de liberaal Bolkestein.
Er zijn meer kanttekeningen te maken naast artikel en interview van Bolkestein. Zo schrijft hij in het eerste dat ‘het welbegrepen eigenbelang het besef omvat van een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Anders uitgedrukt: het individu moet bij zijn keuzebeslissingen niet alleen kijken naar zijn eigen belang in engere zin, maar ook rekening houden met het algemeen belang’.
Niemand zal hier protest tegen aantekenen, maar wie maakt uit wat welbegrepen is? (Bolkestein hecht waarde aan die kwalificatie, want hij cursiveert het woord). En wat is precies het algemeen belang? Het gaat om de filosofische betekenis van die begrippen, want over de politieke betekenis ervan zijn we het, zoals gezegd, in algemene zin wel eens.
Vooral de vraag naar het algemeen belang is interessant, want elders citeert Bolkestein de liberale econoom en filosoof Friedrich Hayek (geb. 1899), die zegt dat ‘er eigenlijk niet zoiets bestaat als het algemeen belang’. ‘Een objectief criterium ontbreekt namelijk’ (dat geldt trouwens ook voor welbegrepen). Bolkestein bestrijdt die opvatting niet met zoveel woorden, waardoor er onzekerheid blijft hangen over de betekenis van zijn woorden. (Maar ja, hij heeft filosofie gestudeerd dus hij zal het wel weten, ben je geneigd te denken). In het interview refereert Bolkestein aan zijn poging om het debat over de moraal in zijn partij van de grond te krijgen. Maar ‘mijn partij heeft dat niet opgepikt’, zegt hij. Inderdaad heeft de partijraad verleden jaar een poging daartoe neergeschreeuwd. Bolkestein mag dan liberaal zijn, een echte VVD'er is hij niet. Het is zelfs de vraag of de echte VVD'er tot de mensen behoort die ‘reflectief ingesteld’ zijn.
Hoe dan ook - Bolkestein zegt: ‘Wellicht probeer ik het later nog eens.’ Zijn bijdrage in Publieke verantwoordelijkheid moet als zo'n hernieuwde poging gezien en gewaardeerd worden. ‘We moeten op zoek naar de ethische beginselen die moeten worden gehanteerd, maar de waarden en normen die het uitgangspunt bij het beoordelen van menselijk gedrag vormen.’
Die ethische beginselen zijn niet, als ik het goed begrepen heb, hetzelfde als de moraal, want die is ‘gegroeid als het resultaat van een lange evolutie’, zij verandert dus voortdurend ‘door zich aan te passen aan de omstandigheden’. Maar onder die veranderlijke moraal ligt volgens Bolkestein ‘een verzameling van waarden en normen die een universeel en onveranderlijk voorkomen hebben. Deze ethica naturalis lijkt altijd en overal in een of andere vorm aanwezig.
Bovendien moet niet elke verandering in de heersende moraal worden beschouwd als het resultaat van het proces van geleidelijke revolutie. Zeker is dat niet het geval als er sprake is van een radicale breuk met de traditionele waarden en normen. Vandaar mijn opvatting dat de traditionele westerse waarden en normen een betrekkelijk absolute en universele betekenis hebben.’ Het wordt er, eerlijk gezegd, niet duidelijker op. Wat Bolkestein met de ene hand geeft, schijnt hij met de andere weg te nemen. In elk geval blijven er vragen. Wat, bijvoorbeeld, is de betekenis van dat betrekkelijk (opnieuw door hem gecursiveerd)? Kan iets trouwens betrekkelijk absoluut zijn? (Mij dunkt dat het een het andere uitsluit).
En als onze Westerse normen en waarden - dat is dus wat volgens Bolkestein onder de veranderlijke moraal ligt en zelf dus blijkbaar niet veranderlijk is - slechts een betrekkelijk universele betekenis hebben, kan er dan sprake zijn van een ethica universalis? Of is het de bedoeling dat die Westerse normen en waarden aan het universum worden opgelegd? In het interview zegt hij: ‘Onze normen zijn toonaangevend. Andere beschavingen zouden goed doen zich aan onze normen te ijken.’ Dus zó universeel zijn ze blijkbaar nog niet.
NRC Handelsblad van 20-02-1998, pagina 7