Slapende honden
Of minister Zalm nu al dan niet gedreigd heeft op te stappen als Italië tot de Economische en Monetaire Unie toegelaten zou worden - de kwestie doet nogal denken aan een eerdere episode in Nederlands naoorlogse geschiedenis.
Het is begin jaren '60. Generaal de Gaulle, sinds 1958 aan de macht, probeert de Europese Economische Gemeenschap (voorloper van de Europese Unie) om te buigen in antisupranationale zin - zijn ‘Europa der staten’ - en tegelijk het Verenigd Koninkrijk, dat zich voor het lidmaatschap heeft aangemeld erbuiten te houden. Dat wordt een gevecht dat enkele jaren duurt. Grote neenzegger tegen de Gaulle is Luns, de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken. Aanvankelijk steunen de meeste Nederlandse politici, die fel supranationaal-gezind zijn, hem. Maar op den duur beginnen ze vermoeidheidsverschijnselen te vertonen. Moet Nederland zo negatief blijven? En vooral: dreigt Nederland niet geïsoleerd te raken?
Ook in het kabinet en vooral in Luns' eigen partij, de Katholieke Volkspartij, klinken zulke geluiden. Schmelzer, staatssecretaris bij minister-president De Quay, vertelt daarover in het tien jaar later verschenen boek Het verschijnsel Schmelzer. Een van de bewindslieden (Marga Klompé?) vertrouwt hem toe te zullen aftreden ‘als de ministerraad BZ (Buitenlandse Zaken) zo blijft volgen, dat we in Europa geïsoleerd komen te staan’.
Die geluiden hoor je nu weer. Het is duidelijk dat minister Zalm niet de steun heeft van het hele kabinet in zijn bezwaren tegen Italiës toetreding tot de EMU. Ook nu weer wordt de vrees voor Nederlands isolement in Europa geuit. Is het niet te vroeg voor die vrees? En: zou het niet kunnen zijn dat, door tot op het laatste ogenblik neen te blijven zeggen, Nederland andere partners, zo niet over de streep zal trekken, dan toch ertoe bewegen Italië en andere zwakke broeders een blijvende monetaire discipline op te leggen?
Want daar gaat het om. Italië voldoet op dit ogenblik aan de voorwaarden van de EMU (behalve wat de staatsschuld betreft, maar daar voldoet een land als België ook niet aan). Maar zal het, eenmaal lid geworden, daar de komende jaren aan blijven voldoen? Daar is het Stabiliteitspact voor, zal men zeggen. Maar wie garandeert dat, als een lid van de EMU de discipline niet kan volhouden, politieke overwegingen niet de doorslag zullen geven bij de beslissing over de maatregelen die dan tegen dat lid moeten worden genomen?
Terug naar begin '60. Het is nog steeds niet helemaal zeker of Luns op den duur weerstand had kunnen bieden aan de druk binnen zijn kabinet en partij om zijn verzet tegen de Gaulle op te geven. Zijn ambtenaren waren er in elk geval niet gerust op. Maar Luns heeft het bewijs niet hoeven te leveren, want in het voorjaar van 1962 kwam de Gaulle met nieuwe eisen, die ook voor Nederlands partners onaanvaardbaar waren. Zij namen het Nederlandse neen nu over, en de Gaulle trok zijn voorstellen in. Nederlands neen was dus niet vruchteloos geweest.
Natuurlijk is de constellatie van 1998 niet gelijk aan die van 1962. Toch valt er wel iets voor te zeggen om tot op het allerlaatste ogenblik neen te blijven zeggen. Maar als het duidelijk is dat de meerderheid van het kabinet het in z'n broek doet? Welnu, een neen van minister Zalm kan ook dienen om zijn collega's tot meer courage te inspireren. Maar wordt daarmee Duisenbergs presidentschap van de Europese Centrale Bank niet op het spel gezet? Tegenvraag: wat is een groter Nederlands belang: Duisenberg president of een sterke euro?
Wat precies de rol van minister Zalm in dit geval ook mag zijn geweest - in elk geval lijkt hij erin te zijn geslaagd een discussie over de euro te ontketenen in ons op dit punt zo lethargische land. Volgens de commentator van het Nederlands Dagblad (14 januari), J.W. van Houdt, is dat zelfs zijn bedoeling geweest. Hij schrijft:
‘[...] is het absoluut toe te juichen dat er nog eens een indringende discussie is ontstaan’ (over wie er al dan niet tot de EMU toegelaten moeten worden). ‘Of hij nu dreigt met aftreden of niet, minister Zalm heeft groot gelijk als hij een openbaar politiek debat ontketent.’
Nu, ik ben daar minder zeker over. Minder zeker dat dit minister Zalms bedoeling was. En minder zeker dat dit grote debat nu eindelijk zal losbarsten. Zeker zullen de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken alles doen om het niet te doen ontstaan. Zoals alle politici, zijn zij gelukkig met de consensus die over de euro heerst, al is die de consensus van het graf.
Trouwens, is het niet een beetje laat voor zo'n debat? De beslissing over wie er al dan niet aan de EMU mogen meedoen, valt begin mei. Nauwelijks tijd dus voor een behoorlijk debat. En in die korte tijd zou het debat zich dan noodzakelijkerwijs toe spitsen op de vraag: moet Italië meedoen of niet? Afgezien daarvan dat dit niet wenselijk is, is dat ook niet waarom het gaat. Waarom het gaat is de vraag of de schepping van een monetaire unie die niet voorafgegaan is door een politieke unie, niet een reusachtige gok is. En subsidiair: is Europa, is Nederland klaar voor een politieke unie en alles wat dat betekent voor onze vrijheid? Dat debat had veel eerder moeten beginnen. Dat dit niet gebeurd is ligt niet zozeer aan de weerzin van deze of gene regering - waarom zou zij slapende honden wakker maken? - alswel aan het slapende volk, dat een bij uitstek politieke zaak aan monetaire deskundigen overlaat.
NRC Handelsblad van 16-01-1998, pagina 7