De oude karrensporen
‘De historie kan niets voorspellen, behalve één ding: dat geen grote wending in de menselijke verhoudingen ooit uitkomt in de vorm waarin vroeger levenden zich haar hebben verbeeld. Wij weten zeker dat de dingen anders lopen dan wij denken kunnen.’
Ondanks deze waarschuwing van de grote Huizinga, geuit in zijn boek In de schaduwen van morgen (1935), blijft de verleiding groot zich een beeld te vormen van de toekomst. Aan de drempel van een nieuw millennium wordt die verleiding haast onweerstaanbaar.
Zelfs het nuchtere Britse weekblad The Economist is er voor bezweken. In het eerste nummer van het nieuwe jaar geeft het een geopolitieke schets van ‘het komende machtsevenwicht’ in de wereld. Hoe ziet dat eruit? Tussen welke machten zal het gaan?
De uitkomst is niet verrassend: het is niet waarschijnlijk dat Amerika lang de enige supermogendheid in de wereld zal blijven. Vooral China's potentie zal, meer dan Ruslands, steeds meer werkelijke macht worden. Daarbij komt dat de Amerikanen zelden de behoefte hebben gehad hun macht op de buitenwereld te projecteren, tenzij daartoe uitgedaagd. Zij hebben genoeg aan zichzelf. De verleiding zich op eigen continent terug te trekken blijft.
Dat laatste kan overigens ook van China gezegd worden. Aan militaire expansie heeft China, ook toen het machtig was, zelden behoefte gevoeld. Dat toont weer aan hoe hachelijk het is lijnen naar de toekomst te trekken en zeker hoe kwestieus het is eigen kenmerken aan anderen toe te dichten. Maar anderzijds: wat niet is kan komen.
Veel zal ervan afhangen, zegt The Economist, of Amerika en Europa verbonden blijven. Samen zijn ze vrijwel onverslaanbaar en kunnen zij hun stempel op de 21ste eeuw drukken. Vallen ze uiteen, dan zal in Amerika, dat veel minder van de wereld afhankelijk is dan Europa, het isolationisme waarschijnlijk onweerstaanbaar blijken en zal Europa, dat militair noch politiek een eenheid is, moeite hebben voor zijn belangen op te komen. Over de mogelijkheid, in dat geval, van een uiteenvallen van Europa zelf zwijgt het weekblad.
Op die mogelijkheid zinspeelt een zekere Alexander Gauland in de Frankfurter Allgemeine van 3 januari. Volgens hem moeten wij ons afvragen of de voorwaarden die na de Tweede Wereldoorlog het experiment van de West-Europese eenwording hebben mogelijk gemaakt, na 1989 - na het wegvallen van de Sovjet-Unie - nog wel kloppen. Of keert de stroom van de geschiedenis weer terug in zijn oude bedding? Traditioneel blijft Frankrijk in de eerste plaats naar Afrika en het Midden-Oosten kijken; het Verenigd Koninkrijk naar overzee; en Duitsland naar de Verenigde Staten (volgens Gauland), naar Oost-Europa (volgens mij). In elk geval zijn de voorwaarden voor één buitenlandse politiek allesbehalve geconsolideerd. Daarbij komt dat sinds 1989 het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk steeds sceptischer kijken naar de nieuwe grote mogendheid in het hart van Europa: Duitsland. De Europese Economische en Monetaire Unie is een laatste poging deze macht te beteugelen, maar zou het niet kunnen zijn dat wij met het starre corset van één munteenheid niet juist Europa's vermogen op soepele wijze compromissen voor interne conflicten te vinden zullen vernietigen?
Zeker is, aldus Gauland, dat er met de EMU niets mis mag gaan. ‘Mislukt de eerste aanloop, dan zal er zich geen tweede kans voordoen, zal de wereld van 1914 terugkeren en zullen wij misschien een nieuwe entente, eventueel samen met Rusland, ter indamming van Duitsland beleven.’ Duitse ondergangsvisioenen? Of een scenario dat even realistisch is als welk ander ook?
Blijkbaar vindt Gauland de gok van de EMU te riskant. Daarom bepleit hij een ‘organisatiepauze’, opdat de sinds 1989 in beweging geraakte ‘lavamassa’ zich natuurlijker verdelen kan. We moeten de loop van de geschiedenis niet forceren door een poging haar op te heffen.
Wie heeft de EMU ooit in dit perspectief gezien? Zeker niemand in Nederland, want daar schijnt iedereen te vergeten dat het niet in de eerste plaats een monetair, maar een bij uitstek politiek concept is, dat dus wel degelijk in een historische context, niet noodzakelijkerwijs Gaulands context, gezien moet worden.
Wat we ook van deze futuristische visies mogen denken - één ding is merkwaardig: geen van beide vermeldt de mogelijkheid van een economische crisis à la jaren dertig. En toch hoef je geen George Soros te zijn om de mogelijkheid van een algemene deflatie als gevolg van wat er in Oost-Azië gaande is niet ongerijmd te vinden.
Zeker is in elk geval dat zo'n crisis een eind zou maken aan alle dromen over Europese en Atlantische eenheid. De oude karrensporen worden onder het asfalt weer zichtbaar, heeft de historicus M.C. Brands eens in ander verband gezegd.
NRC Handelsblad van 09-01-1998, pagina 7