Belang en prestige
In wat voor dromenland leven onze ministers en andere politici eigenlijk dat ze, naar eigen zeggen, verrast, verontwaardigd en geschokt zijn door de aankondiging van de Franse regering dat zij de president van de Bank van Frankrijk, Jean-Claude Trichet, kandidaat stelt voor het presidentschap van de toekomstige Europese Centrale Bank - tegenkandidaat dus van onze Wim Duisenberg.
Er waren immers al sinds op z'n minst een jaar signalen dat de Fransen de kandidatuur van Duisenberg, die zij als een kloon van de Bundesbank beschouwen, niet automatisch zouden steunen. En als die signalen er niet waren geweest, dan zou die Franse aankondiging de Nederlanders ook niet hebben moeten verrassen. Verrassend zou het veeleer zijn geweest als zij niet die post zouden hebben opgeëist, zoals ze bijna alle belangrijke internationale posten, van Internationaal Monetair Fonds tot de Europese Bank voor de wederbouw en ontwikkeling (van Oost-Europa), opgeëist en gekregen hebben. Oud-minister Ruding kan daar een woord over meespreken.
Dat de Fransen met een eigen kandidatuur zouden aankomen, was temeer te verwachten omdat zij in het gevecht om de Economische en Monetaire Unie telkens voor de Duitse eisen hebben moeten zwichten: de standplaats werd Frankfurt, de ene munt zou euro (en niet ecu) heten, het Stabiliteitspact kwam er, en een Europese ministerraad als toezichthouder op de Bank niet. Frankrijks eer eiste bijna dat tenminste het presidentschap aan een Fransman zou toevallen.
Een Franse kandidatuur had dus de Nederlandse politiek niet hoeven te verrassen, ja niet mogen verrassen. Natuurlijk zou het sneu voor Nederland zijn als het, na de mislukte kandidaturen-Van der Stoel, -Ruding -Braks en -Lubbers, opnieuw achter het net zou vissen. Maar verdient de zaak werkelijk de nationale ophef die ervan gemaakt wordt? Waardig is die in elk geval niet.
Anders zou dat zijn geweest als er een Nederlands belang in het spel zou zijn. Maar Duisenbergs kandidatuur dient slechts Nederlands prestige of, om een Frans begrip te gebruiken, Nederlands eer. Nederlands belang is het dat er iemand van Duisenbergs monetaire orthodoxie president van de Bank wordt.
Nu wordt Nederlands verzet tegen de Franse kandidaat moeilijker gemaakt doordat Trichet ook bekend is wegens zijn monetaire striktheid. Hij is geen sjoemelaar als Jacques Attali, president Mitterrands protégé die de Bank voor de wederopbouw van Oost-Europa voor Rudings neus wegsnoepte (en daar spoedig zijn nek brak). Er zijn dus weinig zakelijke argumenten tegen Trichets benoeming, althans geen argumenten die in het openbaar gebezigd kunnen worden.
Ja, betoogd zou kunnen worden dat, met de monetarist Trichet aan het hoofd van de Bank, de waarborg dat Frankrijk zelf zich strikt aan de regels zal houden, groter is dan als iemand uit een ander land - en zeker een kleiner land - die functie zou vervullen, tenzij natuurlijk het vermoeden zou bestaan dat Trichet heimelijk de instructies van de Franse regering zou volgen, maar dat behoort nu tot die argumenten die niet hardop geuit kunnen worden en waarvan trouwens de gegrondheid vooraf niet bewezen kan worden.
Hoewel er dus geen Nederlands belang op het spel staat, is dat anders met het Nederlandse prestige. Dat zou door een mislukking van de kandidatuur-Duisenberg een lelijke knauw krijgen, en dat het kabinet dàt wil vermijden, is begrijpelijk.
De hoop is nu gevestigd op Duitsland, dat zich tot dusver groot voorstander van Duisenberg heeft betoond, maar of een onverbloembare afhankelijkheid van onze grote buurman Nederlands prestige nu zo ten goede zou komen?
Maar ook hier moeten we ons niet laten verrassen. Bondskanselier Kohl zal het niet, ter wille van de kandidatuur-Duisenberg, op een ruzie met Frankrijk willen laten aankomen. Daarvoor is hem die zaak waarschijnlijk te onbelangrijk - temeer omdat Frankrijk een onberispelijke tegenkandidaat heeft. Te vrezen valt dat er op z'n best een derde man uit de bus zal rollen.
Nederlands zaak wordt niet gediend door het maken van kabaal, maar dat wil niet zeggen dat een mislukking van de kandidatuur-Duisenberg de stemming in Nederland ten opzichte van Europa niet nog cynischer zou maken dan zij al is. Dat geldt trouwens voor alle Europese landen die zich van Europese eenheid iets anders voorstellen dan een Frans-Duits condominium.
Maar als er sprake is van zo'n condominium, dan kan dit zich pas manifesteren nadat eerst de geschilpunten tussen Frankrijk en Duitsland uitgevochten zijn. De kandidatuur van Trichet is dan ook geen zet tegen Nederland (hoewel de Nederlanders dit, in zelfoverschatting, wèl als zodanig ervaren), maar tegen Duitsland. Nederland is slechts een pion in dit spel. Het zou verstandig zijn van onze beleidsmakers als ze dat gingen beseffen - in de eerste plaats die beleidsman wiens ambitie het was zich te nestelen in de ‘oksel’ van het Frans-Duitse koppel.
NRC Handelsblad van 07-11-1997, pagina 7