Een dissidente diplomaat
Godert Willem baron de Vos van Steenwijk, Nederlands ambassadeur in Moskou, is nourri dans le sérail. Zijn vader gold vóór de oorlog als een van onze beste diplomaten. Hij stierf echter, 45 jaar oud, in 1940 in Boedapest, waar hij gezant was.
De jonge Godert, wiens moeder twee jaar later met een Hongaarse graaf trouwde, bleef de oorlogsjaren in Hongarije. Gevolg is dat hij vloeiend Hongaars spreekt, wat hem van pas kwam toen hij, op zijn beurt, hoofd werd van het inmiddels tot ambassade verheven gezantschap in Boedapest.
Van de kant van zijn vrouw is hij ook aan de diplomatie gelieerd. Zij is de dochter van mr. F.C.A. baron van Pallandt, die, onder andere, ambassadeur in Moskou en Delhi was. (Een groter publiek kende een zoon beter: de Frederik in een indertijd populair zangersduo Nina en Frederik).
Hoewel hij op vrij late leeftijd in de buitenlandse dienst trad, kan De Vos, die als persoon eerder beantwoordt aan het cliché van de stugge officier dan aan dat van de suave diplomaat, dus beschouwd worden als doorkneed te zijn in het vak. Hij geldt dan ook, zoals wij in de krant van 24 mei hebben kunnen lezen, als ‘een van de kopstukken van de diplomatieke dienst’.
Te meer verbaast het in hetzelfde artikel te lezen dat hij tegen het beleid van zijn regering inzake de uitbreiding van de NAVO al geruime tijd een ‘eenmansguerrilla’ voert, zoals een in dat artikel geciteerde, niet nader genoemde diplomaat dat noemde.
Zeker, een diplomaat wordt geacht in zijn rapportage aan zijn minister open voor zijn mening uit te komen - ook wanneer die niet strookt met het beleid van die minister. Niet iedere bewindsman is zo'n openhartigheid welkom, en meer voorzichtige diplomaten hoeden zich er dan wel voor iets te melden wat Den Haag niet graag hoort (dat is overigens geen typisch Nederlands verschijnsel).
Maar De Vos is kennelijk uit een ander hout gesneden. Hij neemt geen blad voor de mond, maar zijn waarschuwingen uit Moskou tegen de uitbreiding van de NAVO ‘zijn puur eenrichtingsverkeer geworden. De relatie met het departement is op dit punt zo goed als dood’. Zo citeren de auteurs van het artikel ‘een betrokkene’.
Hier is het dus niet meer de diplomaat die de minister naar de mond praat, maar de minister die niet - of niet meer - wil luisteren. Dat laatste deed zich ook voor in 1991, toen de ambassadeur bij de Europese Unie de minister waarschuwde dat het plan dat Nederland aan zijn partners wilde voorleggen, niet op voldoende steun zou kunnen rekenen. De dag die als zwarte maandag de geschiedenis zou ingaan, zou hem gelijk geven.
Dit betekent nog niet dat De Vos met zijn waarschuwingen uit Moskou eveneens gelijk heeft. Het bewijst alleen maar dat een ambassadeur die zijn minister niet wil displezieren zowel als een ambassadeur die met zijn Cassandraboodschappen de minister ergert of verveelt, niet beantwoordt aan de taak waarvoor hij is aangesteld. In het eerste geval ligt de schuld eerder bij de ambassadeur, in het tweede geval bij de minister.
Zolang zo'n oneigenlijk gebruik van de dienst binnenshuis blijft, is er geen vuiltje aan de lucht. Het blijft binnenshuis (maar een vuiltje is het). Anders wordt het wanneer de ambassadeur zijn gelijk ook buitenshuis gaat proberen te halen, en dat is kennelijk met ambassadeur De Vos van Steenwijk het geval. Een brief die hij ook aan anderen dan zijn ministerie stuurde, bleef niet lang geheim, en dat was ook blijkbaar zijn bedoeling.
En helemaal tegengesteld aan de bedoelingen van zijn superieuren wordt zijn fungeren wanneer de ambassadeur in Moskou, zoals eveneens in dat artikel in de krant van 24 mei te lezen was, ook in gezelschap van Russen lucht geeft aan zijn persoonlijke mening, die in strijd is met die van zijn minister. Dan is zijn doelmatigheid ter plaatse uitgediend - hoezeer hij ook materieel gelijk zou mogen hebben (over de merites van zijn mening, en die van zijn minister, hebben we het hier niet).
Deskundigen op het gebied van Nederlands diplomatieke geschiedenis zullen kunnen berichten of zich zoiets al eens eerder heeft voorgedaan. Zelf denk ik aan de brieven die Luns, als diplomaat (dus vóór zijn ministerschap), schreef aan de fractieleider van de Katholieke Volkspartij, Romme - brieven die kritisch waren ten opzichte van het beleid van zijn superieuren (en collega's). Maar die brieven bleven - en dat is het hele verschil met het onderhavige geval - toen geheim.
Zelf minister geworden, duldde Luns weinig tegenspraak van zijn diplomaten. Zo werd een oud-ambassadeur in India, van wie hem ter ore was gekomen dat hij kritisch stond ten opzichte van zijn Nieuw-Guineabeleid, een jaar lang kaltgestellt en daarna naar Pretoria gestuurd, waar hij korte tijd later overleed (volgens zijn weduwe aan de gevolgen van de druk waaronder hij had gestaan en - in Zuid-Afrika - nog stond).
Van minister Van Mierlo hoeft zo'n optreden niet verwacht te worden. De eerste reacties van zijn ministerie op De Vos' ‘eenmansguerrilla’ - of liever: op de eerste berichten daarover - waren eerder lauw: hij is ‘een van de kopstukken’, hij is bevriend met prins Claus, hij loopt toch al tegen zijn pensioen. Allemaal, blijkbaar, redenen om de zaak te bagatelliseren. En de officiële woordvoerder wist, desgevraagd, van niets: De Vos draagt ‘voor zover ons bekend’, de mening van de regering uit, en die niet lang geheim gebleven brief van hem was meer ‘een soort grap’ geweest.
Maar nu is de minister toch wakker geworden en heeft hij een onderzoek gelast naar de gedragingen van zijn ambassadeur - kennelijk niet zozeer eigener beweging als wel omdat het artikel van 24 mei tot vragen bij Kamerleden had geleid. Deze procedure getuigt niet bepaald van daadkracht, en vergroting daarvan was juist het doel van 's ministers ‘herijkings’-operatie op zijn ministerie geweest. Maar ja, als de geest erachter slap blijft, blijven de mooiste reorganisatieplannen papieren maatregelen.
NRC Handelsblad van 30-05-1997, pagina 7