De demagoog wint altijd
Heel intellectueel en artistiek Frankrijk lijkt in rep en roer om een wetsvoorstel dat de regering heeft ingediend teneinde illegale immigratie tegen te gaan. Het is vooral één artikel ervan dat de verontwaardiging wekt: iedere burger die een vreemdeling herbergt, moet de politie melden wanneer zijn gast vertrokken is. (De plicht zijn aankomst te melden bestond al, krachtens een wet die in 1982 onder een socialistische minister van Justitie was aangenomen.) Duizenden schrijvers, acteurs, musici, cineasten, architecten, uitgevers, boekverkopers en anderen hebben petities en manifesten getekend, waarin zij verklaren dit voorstel, als het wet wordt, niet te zullen gehoorzamen. Onder hen zijn er ook elfhonderd journalisten.
Dit laatste nu verbaast mij, zoals het mij altijd verbaast wanneer ik de namen van journalisten lees onder zulke open brieven (want in Nederland komt dat ook wel voor). Niet dat ik twijfel aan de nobelheid van hun doel; vaak ben ik het er zelfs mee eens. Maar ik begrijp niet waarom mensen die al media tot hun beschikking hebben - pers, radio, televisie - het nodig vinden ook nog eens langs deze weg uiting te geven aan hun mening.
Soms kan dit zelfs averechts werken. Immers, wanneer een ondertekenaar ook in zijn eigen medium diezelfde mening poneert, kan de reactie zijn: ja dat haal je de koekoek: hij zal zichzelf niet tegenspreken. En als hij, op een later ogenblik, misschien wèl de behoefte voelt om nuances aan zijn mening aan te brengen (of die te herroepen), zal hij geremd worden door zijn ondertekening of door de vrees door zijn medeondertekenaars voor een afvallige uitgekreten te worden.
Kortom, met zo'n ondertekening beperkt hij zijn eigen vrijheid. Voor een journalist wiens taak het is te rapporteren - een verslaggever of een correspondent bijvoorbeeld - komt daar nog het bezwaar bij dat zulk openbaar partijtrekken twijfel kan wekken aan de onbevooroordeeldheid van zijn reportage. Zelfs die verdenking mag niet ontstaan.
Er zijn enkelen die op andere gronden geweigerd hebben die petities te ondertekenen. Zo de historicus en demograaf Emmanuel Todd, die de strekking van het protest geheel onderschrijft, maar er groot bezwaar tegen heeft dat mensen die nooit hun mond hebben opengedaan over de werkloosheid en de pauperisering om hen heen, nu plotseling in heilige verontwaardiging uitbarsten over het lot van illegale immigranten.
Die Fransen die het slachtoffer zijn van de economische crisis, ‘zullen weer eens het gevoel krijgen dat de culturele elites alleen maar in staat zijn hun solidariteit met de immigranten uit te spreken, en niet met de economische slachtoffers’. Wat dat betreft, spelen de culturele elites Le Pen in de kaart, vindt Todd. De filosoof Alain Finkielkraut is ongeveer diezelfde mening toegedaan.
Le Pen in de kaart spelen - dat is ook het probleem waarmee televisie-interviewers zitten. Moeten we Le Pen uitnodigen, zoals volgens de regels van de democratie eigenlijk zou moeten, maar hem daarmee de gelegenheid geven zijn demagogisch venijn te spugen? Of moeten we hem boycotten?
Het probleem is niet alleen maar principieel, want Le Pen is een gewiekst debater, die, zoals sommige interviewers getuigen, altijd het laatste woord heeft. Zijn zogenaamde uitglijders - zoals een zinspeling op de gaskamers van Auschwitz (dat hij overigens bij een andere gelegeheid een ‘historisch detail’ noemde) - blijken achteraf lang van tevoren bedachte en ingestudeerde teksten te zijn.
De meningen zijn verdeeld. Per slot van rekening haalde Le Pens Front National vijftien procent van de stemmen (en onlangs in Vitrolles tweeënvijftig procent). Die kun je toch niet zomaar negeren, vinden sommigen. Bovendien is het niet aan journalisten, in plaats van aan het parlement of het Constitutionele Hof, te beslissen of Le Pen buiten de wet geplaatst moet worden, zegt de interviewster Christine Ockrent. Hem te negeren is op z'n minst niet erg moedig.
Haar collega Anne Sinclair weigert daarentegen Le Pen in haar programma te interviewen. Ze beroept zich op het woord van Jean-Luc Godard: ‘Objectiviteit, dat is vijf minuten voor Hitler en vijf minuten voor de joden.’ Anderen weer wijzen erop dat alle geboycot Le Pen niet heeft belet steeds vooruitgang te boeken.
Conclusie: boycot je hem, dan speel je hem in de kaart; boycot je hem niet, dan speel je hem ook in de kaart. Hij wint altijd. We mogen blij zijn dat de Nederlandse Le Pen zo'n armzalig mannetje is (zowel in het goede als in het kwade lijken Franse politici de onze in woordkunst af te troeven), maar daarmee is het probleem nog niet opgelost. Wat niet is, kan komen.
Bernard Pivot, de literaire paus van de televisie, meende vorige week vrijdag in zijn programma Bouillon de culture (afgelopen dinsdag herhaald op TV5) het probleem te kunnen oplossen door een lid van het Front National, een universiteitsprofessor (dit is geen pleonasme, want in Frankrijk heet een leraar ook professeur) te confronteren met zes à zeven tegenstanders, acteurs, filmmakers en schrijvers plus de minister van Cultuur - bij elkaar een aanzienlijk groter gezelschap dan hij gewoonlijk bijeen heeft.
Was het een succes? Het werd zo nu en dan een ongelooflijk kabaal, waarbij iedereen door elkaar praatte (één uitgenodigde was alleen maar gekomen om, na voorlezing van een verklaring, weg te lopen). Zodra de man van het Front National zijn mond opende, viel iedereen over hem heen, en Pivot gaf hem, zo leek het, ook niet altijd de gelegenheid tot wederwoord.
Wat zal de conclusie van de kijker zijn geweest? Ik was bijna geneigd het op te nemen voor de professor, niet om zijn standpunt, maar omdat hij duidelijk underdog was. Gelukkig misschien maar dat naar Pivots programma waarschijnlijk voornamelijk mensen kijken die tot die ‘culturele elites’ behoren. Maar ook dat lost het probleem niet op.
NRC Handelsblad van 21-02-1997, pagina 7