Het Europa der tegenstellingen
Welke tegenstellingen bedoelt hij? Dat moet de lezer zich hebben afgevraagd bij close reading van het slot van mijn artikel van 20 december, waarin ik spreek van ‘de zich steeds duidelijker aftekenende tegenstellingen, waarvan Europa's toekomst afhangt’. Mijn kopij was duidelijker geweest, want daarin stond: ‘...Frans-Duitse tegenstellingen’. Maar dat koppelwoord was op de lange weg van schrijftafel naar gedrukte krant weggevallen.
Frans-Duitse tegenstellingen? Maar Frankrijk en Duitsland hebben toch op de top in Dublin een compromis gevonden tussen hun tegengestelde opvattingen over de regels waaraan de gemeenschappelijke munt, de euro, onderworpen zal dienen te zijn? Hoe kunnen we dan spreken van Frans-Duitse tegenstellingen?
Die tegenwerping is gerechtvaardigd, maar we moeten niet vergeten dat dit compromis in feite een Duitse nederlaag betekende. In elk geval hebben de Duitsers niet kunnen vasthouden aan hun eis dat de vraag of een land al dan niet voldoet aan de voorwaarden van de Economische en Monetaire Unie (EMU) - dus al dan niet ‘gestraft’ zal worden - niet door de politici beantwoord zal worden. In laatste instantie zal dit nu door de ministers van Financiën, bij gekwalificeerd meerderheidsbesluit, uitgemaakt worden. Dat betekent dat de euro in laatste instantie geen zelfstandige munt zal zijn. Het zal de politiek zijn die ten slotte haar waarde zal bepalen, want het is aan de politiek eigen niet uitsluitend technische overwegingen de doorslag te laten geven. Dat betekent ook dat de euro eerder een zwakke dan een sterke munt zal worden - zwakker althans dan de Duitse D-mark en de Nederlandse gulden nu zijn. We mogen er benieuwd naar zijn hoe de Duitse en Nederlandse bewindslieden, die bij hoog en laag gezworen hebben dat hun nationale munten er niets bij zouden verliezen, zich daaruit zullen redden.
Dat de euro nooit zo sterk zou kunnen worden als D-mark en gulden was trouwens ook vóór het compromis van Dublin (of, als u wilt, de nederlaag van Duitsland) duidelijk. Als een munt de uitdrukking is van de kracht van een economie, ja in laatste aanleg uitdrukking van een cultuur, dan kàn de gemeenschappelijke munt nooit zo sterk zijn als de sterkste, want we hebben te maken met verschillende economieën, sterkere en zwakkere, en met verschillende culturen. De euro zou dus sowieso een gemiddelde zijn, dus zwakker dan D-mark en gulden.
Dat de politiek ten slotte de doorslag zou geven, is altijd een Franse eis geweest, het duidelijkst onder woorden gebracht door minister-president Juppé in een interview met de Financial Times: ‘We willen niet dat alle besluiten over economisch, budgettair, fiscaal en monetair beleid gevormd worden door een technocratisch, semi-automatisch systeem onder het uitsluitende gezag van de Europese Centrale Bank (ECB). Dat is niet onze opvatting van democratie.’
Het is, eerlijk gezegd, moeilijk om het daarmee oneens te zijn. Het is de kracht van de Franse diplomatie dat zij haar eigenlijke bedoelingen vaak weet te verdedigen met bijna onweersprekelijke argumenten. Niemand wil immers dat wij ten slotte geregeerd worden door een orgaan dat aan de politiek geen verantwoording verschuldigd is?
Wat zijn dan Frankrijks eigenlijke bedoelingen of liever gezegd: wat is zijn eigenlijke filosofie? Die is al eeuwenoud: de economische, dus ook de monetaire politiek moet een instrument van de ‘grote’ politiek zijn. Vandaar de in Frankrijk traditionele verwevenheid van de staat met het bedrijfsleven en de bankwereld. Vandaar ook dat de Franse frank altijd onderhevig is aan schommelingen.
Hoezeer Frankrijk de euro ziet als een politiek wapen, heeft president Chirac onlangs op een onbewaakt ogenblik voor de televisie laten blijken. Hij zag de gemeenschappelijke munt ‘als een middel om de Amerikaanse dollar te bestrijden’. Vanuit de Franse filosofie is dit een volstrekt logische conclusie: Europa dient zich tegen de Verenigde Staten af te zetten, dus de Europese munt dient aan dat doel dienstbaar te zijn.
Dit is een geheel andere filosofie dan die welke het Duitse en Nederlandse denken beheerst. Wanneer nu in Dublin de Duitsers, zacht gezegd, veel water in hun wijn hebben gedaan, dan betekent dit dat de euro meer instrument van de Franse politiek zal zijn dan de Duitsers en Nederlanders ooit gedroomd hebben. Om te beginnen, zullen Spanje en Italië nu vrijwel zeker tot de EMU toegelaten worden. Het belang van Frankrijk, als mediterraan land, eist dat.
Het is wel bijna zeker - de hele naoorlogse politiek van Nederland bewijst dat - dat Nederland zich in zo'n Europa niet thuis zal voelen. Misschien nog erger is dat dit Europa, waarin elke beslissing het resultaat zal zijn van politiek touwtrekken en chantage, de interne tegenstellingen eerder zal vergroten dan verkleinen. Ook de Frans-Duitse tegenstellingen, die, ondanks het compromis van Dublin, levensgroot blijven.
Wat de Nederlandse politiek betreft: het is nu wel duidelijk dat het kabinet-Kok voorbarig is geweest door de Frans-Duitse ‘as’ als een blijvend gegeven te beschouwen en, vanuit die op z'n minst kwestieuze vooronderstelling, krankjorume theorieën heeft gelanceerd over de unieke positie die Nederland in de ‘oksel’ van die as zou kunnen innemen. Alsof die twee Nederland nodig zouden hebben om het eens te worden!
De praktijk is dat ook het kabinet-Kok meer tegen de Duitsers dan tegen de Fransen aanleunt. Het is waar wat de historicus H.L. Wesseling in het Reformatorisch Dagblad van 21 december zegt: op het ‘serieuze’ niveau kunnen Nederlanders beter opschieten met Duitsers dan met Fransen. Maar ook dat heeft zijn inconveniënten, zoals bijvoorbeeld ‘zwarte maandag’ 30 september 1991 heeft getoond, toen Duitsland, tegen de verwachting in, Nederland in de steek liet. En als Duitsland in Dublin door de bocht gaat, gaat Nederland mee.
Het is heilzaam eens kennis te nemen van de kijk van een buitenstaander. Europa is een ideologie die door het Duitse schuldgevoel over de werkelijkheid van Europa heen is gelegd, zei een Russische deelnemer zondag in het discussieprogramma Presseclub op de Duitse televisiezender ARD. Dat is niet eens zo'n absurde visie. Alleen: in de praktijk heeft zich dit schuldgevoel tot nu toe meestal in een buigen voor Frankrijk geuit. Tot nu toe.
NRC Handelsblad van 27-12-1996, pagina 7