Einde van de verwennerij in zicht
Over koning Gustaaf V van Zweden, die in 1950 op 92-jarige leeftijd overleed, wordt deze anekdote verteld: enkele jaren vóór zijn dood kwam de minister-president bij hem: ‘Majesteit’, zei hij, ‘we moeten toch eens praten over wat er moet gebeuren wanneer u komt te overlijden.’ Waarop de koning hem onderbrak en zei: ‘Pardon, als ik kom te overlijden.’
Voorlopig zal een Nederlandse minister-president zo'n kwestie wel niet bij koningin Beatrix aanhangig maken. De koningin, 58 jaar oud, blaakt van gezondheid en heeft kennelijk reusachtig veel plezier in haar werk. Ze is ook nog pas zestien jaar staatshoofd, terwijl Gustaaf 43 jaar lang koning is geweest. (Koningin Elizabeth van Engeland is het al 44 jaar en denkt voorlopig niet aan aftreden; ja, kan dat, gezien de geringe achting die de kroonprins geniet, niet doen).
Toch is er reden over de toekomst van de monarchie na te denken. Niet dat de koningin het slecht doet. Ze doet het uitstekend, en geen serieus iemand piekert er op dit ogenblik over, de monarchie door een ander stelsel te vervangen. Als ze de laatste tijd enige keren over de tong is gegaan, dan is dat doordat ministers een ‘grijze zone’ - in de onvoorzichtige woorden van minister Van Mierlo - hebben laten ontstaan. Maar zij zijn het die, hoe dan ook, verantwoordelijk zijn.
Nee, er zijn andere redenen de gedachten te laten gaan over het functioneren van de monarchie in een snel veranderende samenleving. Over de positie van koningin Beatrix hoeven we ons, zolang de ministers hun verantwoordelijkheid kennen, geen zorgen te maken. Maar daarna?
Nederland is ruim honderd jaar - om precies te zijn: sinds 1890 - buitengewoon verwend geweest doordat het, koningin-regentes Emma meegerekend, vier regerende vorstinnen heeft gehad, die, ieder voor zich en ieder op eigen manier, hun taak voortreffelijk hebben vervuld - heel wat beter dan de aan hen voorafgegane koningen.
Nadat Wilhelmina door haar onverzettelijke houding in de oorlog een door niemand - ook niet door principiële republikeinen - betwist gezag had verworven en een waarlijk nationaal symbool was geworden, hebben haar opvolgsters op andere wijze dat gezag bij alle partijen weten te handhaven. Dat heeft niet altijd tot tevredenheid bij traditioneel koningsgezinden gestrekt, maar de eenheid om de troon is er wel door versterkt. Het is de vraag of dit een koning - meestal in uniform gestoken - zou zijn gelukt.
Koningin Juliana en koningin Beatrix wisten ook in hun toespraken op bijzondere gelegenheden, zoals Kerstmis en bevrijdingsdag, een zeer persoonlijke toon te treffen en uiting te geven aan zeer persoonlijke gedachten. Hoevelen naar deze toespraken luisterden en hoevelen van de luisteraars de inhoud ervan ook vatten - en zich niet enkel door de sfeer lieten bekoren - is moeilijk na te gaan. Het is ook niet belangrijk. Belangrijk is juist die sfeer. Door een man uitgesproken zouden die woorden gauw iets ongeloofwaardigs krijgen.
Kortom, het Nederlandse volk is niet alleen verwend, maar ook gewend aan een vrouwelijk regime. Dat regime heeft allerlei voordelen - ook voor de vorstin zelf. Een vrouw op de troon wekt heel andere gevoelens bij het publiek dan een man. Het zijn gevoelens van tederheid - ook als de persoon in kwestie zelf helemaal niet zo teder is. In de mannenmaatschappij waarin wij, ondanks alles, nog leven, is de vrouw nu eenmaal nog altijd het ‘zwakke’ geslacht, en dat wekt gevoelens van lankmoedigheid, zo niet toegeeflijkheid, waarop een man normaliter helemaal niet kan rekenen. Daar hebben onze koninginnen - geheel los van hun persoonlijke verdiensten - baat bij gehad.
Die baat nu zal de opvolger van koningin Beatrix, die in elk geval een man zal zijn, niet hebben. Hij zal de gevoelens van tederheid die onze vrouwen op de troon zo gemakkelijk toevloeiden, moeten veroveren. Zoiets hebben we sinds 1849 - jaar dat de laatste koning de troon besteeg - niet gehad, en dat waren heel andere tijden dan nu.
Het heeft geen zin te ontkennen dat dit een probleem zal zijn - in de eerste plaats voor de betrokkene zelf. Alleen al daarom staan de opvolger in elk geval moeilijke beginjaren te wachten. Dit kan geconstateerd worden zonder dat zijn persoonlijke hoedanigheden in het geding worden gebracht. Ook de meest intelligente of beminnelijke zal niet kunnen genieten van de bonus die zijn vrouwelijke voorgangers toeviel.
Wèl zal natuurlijk veel van zijn persoonlijkheid afhangen of en, zo ja, hoe hij dit manco zal opvullen. Daar valt op dit ogenblik nog niets over te zeggen. Daarvoor weten wij te weinig van de kwaliteiten van de kroonprins af, en nog minder weten wij hoe hij zich verder zal ontwikkelen. Maar een gok blijft het: voor het eerst sinds 1890 een man op de troon.
Daar komt iets anders bij, en bij de bespreking daarvan kunnen de hoedanigheden van de prins eveneens onbesproken blijven. Niet echter die van zijn moeder. Zij is gebleken een dominerende en gedisciplineerde vrouw te zijn, die niet alleen perfectionistisch is, maar ook vrijwel perfect in de uitoefening van haar taak. Het kan bijna niet anders of prins Willem Alexander moet wel wanhopen ooit zo goed te kunnen zijn als zijn moeder. Lang zal hij nog in de schaduw van deze sterke persoonlijkheid moeten leven, weinig kansen krijgend te tonen dat hij, zoals met zijn leeftijdgenoten steeds meer het geval zal zijn, verantwoordelijkheden kan dragen.
Dat moet op den duur voor een gewone, gezonde jongen hoogst frustrerend zijn. We hoeven niet te denken aan het lot van koning Edward VII van Engeland, die tot zijn 59ste moest wachten voordat hij zijn moeder, koningin Victoria, kon opvolgen en zijn tijd in ledigheid doorbracht, om te erkennen dat het een probleem is.
Nogmaals: het is een andere tijd, maar dat werkt niet noodzakelijkerwijs in het voordeel van iemand die nu in Edwards schoenen staat. Toen kon de troonopvolger zich aan allerlei geneugten overgeven zonder dat er een haan naar kraaide; nu kan hij geen stap verzetten of de televisie en de roddelbladen volgen hem. Wat voor man zal het zijn die ten slotte de troon zal bestijgen?
Over al deze zaken kan, ja moet gedacht worden, en daarbij mag het overwegen van alternatieven niet geschuwd worden. Het feit dat we ruim honderd jaar goed gediend zijn geweest, is geen waarborg dat dat altijd zo zal zijn. Regeren is vooruitzien - verder dan de komende verkiezingen.
NRC Handelsblad van 25-10-1996, pagina 7