Geen einde van de geschiedenis
Zou Francis Fukuyama toch gelijk hebben gehad, toen hij in zijn geruchtmakende artikel van 1989 opperde dat de wereld met de val van het communisme en de overwinning van het liberalisme, aan het eind van de geschiedenis was gekomen? Deze stelling, met min of meer slagen om de arm geponeerd, werd toentertijd grotendeels weggelachen.
Ten onrechte, en wel om voornamelijk twee redenen. In de eerste plaats gebruikte Fukuyama liberalisme niet in de Europese, maar in de veel wijdere Amerikaanse betekenis van het woord. ‘Politiek liberalisme kan eenvoudig worden gedefinieerd als de rechtsstaatsgedachte’, schreef hij in zijn latere boek The End of History and the Last Man. Onder dit begrip valt dus het hele scala van sociaal-democratie tot en met democratisch conservatisme.
In de tweede plaats stelde hij dat, wanneer hij sprak over het mogelijke einde van de geschiedenis, hij bedoelde de geschiedenis als politiek-ideologisch discours, niet als aaneenschakeling van gebeurtenissen, en om het laatste werd zijn stelling juist veelal belachelijk gemaakt - met de gemakkelijke verwijzing naar Bosnië, Rwanda en wat er sinds de val van de Muur nog meer aan al dan niet verschrikkelijke gebeurtenissen te beleven waren geweest.
Aan mijn eigen werk heb ik kunnen merken hoezeer het terrein van het ideologisch-politiek discours is ineengekrompen. Vóór 1989 werd het, ruim veertig jaar lang, beheerst door wat prof. B.H.M. Vlekke eens heeft genoemd de Tweespalt der wereldrijken (aldus de titel van zijn boek uit 1953). Bijna alles wat er op de wereld gebeurde kon daaraan worden gerelateerd.
Aan dit discours heb ik druk meegedaan. Aan stof was er geen gebrek, zelfs nadat langzamerhand was gebleken dat het communisme als ideologie geen gevaar of verleiding meer uitmaakte. De machtstegenstelling tussen de wereldrijken bleef bestaan en leverde genoeg stof voor het discours op.
Ook voor de binnenlandse politiek. Wordt onze veiligheid bedreigd en, zo ja, hoeveel is de verdediging ervan ons waard? Is de Amerikaanse bescherming een absolute voorwaarde voor die veiligheid of kunnen wij het riskeren haar op het spel te zetten, bijvoorbeeld door te spelen met de gedachte van een eigen Europese koers of tegen de Verenigde Staten aan te schoppen wegens hun beleid in Vietnam, Chili of El Salvador?
Deze en talloze soortgelijke kwesties waren toen onderwerp van het discours. De laatste kwestie die de gemoederen in eigen land bezighield was die van de kruisraketten, waartegen in 1981 en 1983 honderdduizenden op straat protesteerden. Zeker, de discussie over Gorbatsjov, die daarna kwam, verdeelde de mensen nog in geestdriftigen en sceptici, maar die had geen gevolgen meer voor de binnenlandse politiek.
En nu? Niet alleen het communisme is weggevallen, maar ook het wereldrijk van de Sovjet-Unie bestaat niet meer, en daarmee is een reusachtig thema voor het politiek-ideologische discours weggevallen. Terwijl vroeger de machtsverschuivingen in vrijwel elk land ter wereld werden gevolgd in het perspectief van Oost/West-tegenstelling, zijn deze thans, nu die tegenstelling niet meer bestaat, bijna faits divers geworden, althans naar de periferie van onze belangstelling gedrongen - interessant, maar niet wezenlijk.
Dat is zelfs het geval met verschrikkingen als in ex-Joegoslavië die sinds 1991 aan de orde van de dag zijn.
Zij vormen, behalve intern, geen wezenlijk politiek probleem meer, maar zijn voor de wereld een moreel probleem geworden. En over morele problemen zijn we gauw uitgepraat, wanneer ze niet het gevoel van eigen veiligheid raken. Vergelijk de enkele tientallen die een paar dagen geleden wegens Bosnië in Den Haag de straat op gingen met de honderdduizenden die dat daar in 1983 wegens de kruisraketten deden.
Gevolg van dit verlies aan focus is dat het politieke discours zich onvermijdelijk meer op zaken dichter bij huis concentreert, maar zelfs de vraag welke kant Europa uit moet, vermag slechts weinigen te boeien, getuige de geringe opkomst bij de Europese verkiezingen. Zo zijn het noodgedwongen de ontwikkelingen in eigen land die nog de meeste aandacht weten te trekken. Dat is geen terugkeer tot nationalisme, wèl tot provincialisme.
Ook deze rubriek kan zich aan deze ontwikkelingen niet onttrekken. Moet die een mening uitspreken over de ontwikkelingen in Roemenië of Peru? Zij zijn ongetwijfeld heel interessant, maar hebben nauwelijks meer een relatie tot ons. Dat kan van ontwikkelingen in landen als Duitsland en Frankrijk niet gezegd worden, en daarom blijven we die volgen. Maar zelfs de Verenigde Staten zijn minder interessant als onderwerp voor het politieke discours geworden. Clinton of Dole - het maakt op zijn hoogst marginaal iets uit.
Het terrein van mijn belangstelling is dus ingekrompen (ik merk het ook aan mijn lectuur: ik ben veel gauwer door de dag- en weekbladen heen dan vroeger). Natuurlijk kan dit ook een gevolg zijn van het aftakelingsproces waar ieder na zijn dertigste aan onderhevig is en dat in mijn geval misschien een kritieke fase nadert.
Hoe dit ook zij - in elk geval wil ik niet tegen heug en meug blijven schrijven. De lezer moet zich er dus op voorbereiden dat ik zo nu en dan mijn beurt oversla. Een einde van de geschiedenis zal dit niet betekenen.
NRC Handelsblad van 23-07-1996, pagina 7