Het beestje bij de naam genoemd
Nationaal belang bestaat niet als objectief gegeven. Er bestaan slechts opvattingen over nationaal belang. ‘Op grond van het nationaal belang worden soms haaks op elkaar staande beleidsdaden bepleit’, schrijft P.G.C. van Schie in een geschrift van de liberale Teldersstichting, getiteld Nationaal belang: over de bruikbaarheid van het begrip voor een liberaal buitenlands beleid.
Die verscheidenheid aan opvattingen over het nationaal belang en over wat al dan niet in het nationaal belang is heeft altijd een belangrijk deel van de politieke discussie uitgemaakt, al heeft in Nederland lange tijd een schroom bestaan het beestje bij zijn naam te noemen. Die schroom, die veel heeft van schijnheiligheid, is de laatste tijd gelukkig afgenomen.
Als er een verscheidenheid aan opvattingen (die per definitie subjectief zijn) bestaat, rijst de vraag of er een liberale, een sociaal-democratische, een christen-democratische en nog andere opvattingen over nationaal belang geformuleerd kunnen worden. Van Schie doet daar in genoemd geschrift een poging toe. ‘Ook liberalen dienen met hun eigen, subjectieve visie op het nationaal belang te komen.’
Het is een lofwaardige poging, en voordat hij tot een formulering van zo'n liberale visie komt, maakt hij tal van behartigenswaardige opmerkingen, waar ook niet-liberalen met vrucht kennis van kunnen nemen. Ja, men kan zijn formulering onderschrijven en tegelijkertijd zich afvragen wat er zo specifiek liberaals aan is.
Waar komt het nationaal belang, in liberale ogen, op neer? Van Schie onderscheidt drie kenmerken. In de eerste plaats is er de noodzaak van overleving van de natie - niet noodzakelijkerwijs van de staat. Immers, ‘als een overgrote meerderheid van de burgers in volledige vrijheid en gedurende lange tijd van opvatting is dat de eigen staat beter kan opgaan in een andere staat of met andere staten in een groter geheel worden geïntegreerd, [..] is het voortbestaan van de staat niet langer als “nationaal belang” aan te merken.’
Heel juist, maar dat toont tevens aan hoe etherisch een discussie over het nationaal belang kan worden. Maar intussen is het prioritaire belang dat gehecht wordt aan de overleving van de natie (en van de staat, zolang hij bestaat), niet een liberaal monopolie. Ook anderen kunnen daarmee instemmen.
En wat het opgaan van de staat in een groter geheel betreft, daarover verschillen de liberalen juist onderling van mening. Bolkestein is ertegen; andere liberalen - zoals de meerderheid van de Eerste-Kamerfractie en de liberale Europarlementariërs - zijn ervoor. Zo zien we: zelfs in liberale kring bestaan er opvattingen die haaks op elkaar staan. Kan er dus van een liberale visie gesproken worden?
Die vraag geldt ook het tweede door Van Schie genoemde kenmerk van een liberale visie op het nationaal belang: ‘Het voortbestaan als vrije, pluralistische samenleving met democratische besluitvormingsprocedures’, ofwel ‘de bescherming van de fundamentele waarden waarop onze samenleving is gebouwd binnen de eigen grenzen.’ Iemand daarmee oneens?
Ten slotte een wèl meer specifiek liberaal geluid: ‘Het afbreken van handelsbelemmeringen en het openhouden van de toegangswegen tot handelspartners en de doorgangsroutes voor het handelsverkeer.’ ‘Liberale democratieën doen er in hun nationaal belang goed aan [..] te blijven streven naar een zo uitgestrekt mogelijk vrijhandelsgebied [..].’
Even lijkt die liberale schoonheid te worden verduisterd door de wens tot ‘het verlenen van facilitaire steun aan het eigen bedrijfsleven, ter vergroting van de exportmogelijkheden en ter verhoging van de kans dat orders worden binnengehaald’, maar dan blijkt het slechts te gaan om ‘het begeleiden van handelsmissies, het ondernemen van publiciteitsoffensieven (ook om bijvoorbeeld toeristen naar het eigen land te trekken) en het verstrekken van informatie’.
Niettemin: ook dit meer specifieke liberale kenmerk zullen intussen ook sociaal- en christen-democraten, die vroeger wellicht meer tot protectionisme geneigd waren, wel onderschrijven, hoewel the proof of the pudding pas gevonden wordt in de houding die zij zullen aannemen als de Europese Unie beschermingsmaatregelen tegen produkten van buiten zou dreigen te nemen. Misschien dat hier zelfs liberalen steken zullen laten vallen.
Summa summarum: er is eigenlijk geen exclusief liberale visie op het nationaal belang te formuleren. De poging ertoe komt tot een enigszins krampachtig resultaat. Maar als dat zo is, kan er dan sprake zijn van een ‘liberaal buitenlands beleid’, zoals de ondertitel van Van Schie's onderschrift postuleert? Evenmin.
NRC Handelsblad van 12-07-1996, pagina 7