Slechts een schouwspel?
‘Een avonturier’ noemde president Pompidou hem. En inderdaad, François Mitterrands politieke leven - om ons daartoe te beperken - was avontuurlijk. Begonnen aan de uiterst rechtse zijde, eindigde hij als eerste socialistische president van Frankrijk, die het kapitalisme de vrije teugel liet.
Was hij wel socialist? Van huis uit niet, en ook gedurende de Vierde Republiek behoorde hij niet tot de socialistische partij. Zijn sympathieën lagen eerder rechts van het midden, zij het niet zo rechts als vóór en enige tijd in de oorlog, toen hij de collaborerende maarschalk Pétain diende.
Pas in 1943 sloot hij zich bij het verzet aan, maar toen waagde hij ook meteen de oversteek naar Londen en terug. Aan moed ontbrak het hem dus niet. Maar zijn smaak bleef ‘rechts’. Zijn voorliefde bleef schrijvers gelden die over 't algemeen niet door links gewaardeerd worden: Chateaubriand, Barrès, Chardonne en de Duitser Ernst Jünger, met wie hem een vriendschap bond.
Met de Gaulle kon hij niet overweg, al maakte hij deel uit van diens eerste regering. De Vijfde Republiek, die in 1959 begon, noemde hij een ‘permanente staatsgreep’. Bijna eigenhandig begon hij allen die evenmin iets van het presidentiële regime moesten weten, onder één dak te brengen. Al in 1965 had hij een eerste succes: bij de presidentsverkiezingen dwong hij de Gaulle tot een tweede ronde. Daarmee zette het herfsttij van de grote generaal in, hoewel deze pas in 1969 het toneel zou verlaten.
Toen duurde het nog twaalf jaar voordat Mitterrand, in 1981, als kandidaat van een verenigd front, dat ook de communisten omvatte, de macht kon bereiken. Een geweldige prestatie, die ook een reusachtige hoop wekte bij een meerderheid der Fransen die 23 jaren gaullistisch regime moe was. Heeft hij, in de veertien jaar dat zijn presidentschap duurde, die hoop bewaarheid?
In de eerste plaats voelde hij zich wonderwel in de staatsinstellingen die de Gaulle had achtergelaten en hijzelf zo had gegeseld. In die veertien jaar veranderde hij er, ondanks beloften van het tegendeel, vrijwel niets aan. En het socialisme van de twee eerste jaren van zijn regime verloochende hij ook, toen dit Frankrijk uit het Europese Monetaire Systeem dreigde te duwen en daarmee van zijn internationale invloed beroven.
Had zijn buitenlandse politiek meer succes? Hij wordt nu gehuldigd als de maker van Europa en van de Frans-Duitse verzoening. Ach, het geheugen is kort. Zijn we dan vergeten dat Helmut Schmidt en Giscard d'Estaing al een koppel vormden, en vóór hen Adenauer en de Gaulle? Ja, die Frans-Duitse samenwerking dateert al van de jaren '50, toen Adenauer en Robert Schuman het werk van de Europese eenheid begonnen.
Daarmee is niet gezegd dat Mitterrand geen verdiensten heeft gehad voor Europa. Overrompeld door de Duitse hereniging, wist hij tenminste nog het verdrag van Maastricht, waarvan de Economische en Monetaire Unie het hart is, aan de Duitsers te ontlokken. De Politieke Unie, die dit volgens hen had moeten bekronen, gaf hij hun niet.
Was dit dus wel een zege? In de eerste plaats moet nog bewezen worden dat de EMU het haalt, en in de tweede plaats keurden de Fransen ‘Maastricht’ met een uiterst kleine meerderheid goed (51 tegen 49 procent). Dat was bepaald geen grote overwinning. Die uitslag luidde zijn herfsttij in.
Het is vreemd - en stuit bij veel Nederlanders ongetwijfeld op tegenspraak -, maar zijn grootste succes op buitenlands-politiek gebied zou wel eens zijn pleidooi voor de plaatsing van middellange-afstandsraketten in Europa kunnen zijn. Dat pleidooi voerde hij tot in de Duitse Bondsdag - tegen zijn Duitse partijgenoten. Dat de Europeanen vasthielden aan dat zogenaamde ‘dubbelbesluit’ heeft machtig bijgedragen aan de kentering in de Sovjet-Unie waarvan Gorbatsjov het symbool is, en dus aan het einde van de Koude Oorlog.
Niettemin moet geconstateerd worden dat gedurende Mitterrands tweede septennaat (1988-1995) Frankrijks macht aanzienlijk is geslonken: het verenigde Duitsland is nu onbetwistbaar de sterkste macht in Europa, en de potentiële bondgenoten die Frankrijk in de landen ten oosten van Duitsland had, zijn ofwel uiteengevallen ofwel in de ban van de Duitse economie gekomen. Frankrijk is daar afwezig.
Twee jaar vóór zijn aftreden werd Mitterrands partij, toch al ondermijnd door allerlei schandalen die hij duldde, bij de verkiezingen vrijwel gedecimeerd. Rechts kreeg de absolute meerderheid. Ook al geen glorieus einde van een tijdperk. En de stakingen van het eind van 1995 kunnen, al troffen zij Chirac en Juppé, deels ook gezien worden als een protest tegen de verdwenen Mitterrand, die de heerschappij der technocraten onverlet had gelaten.
Maar waarom dan die bijna nationale rouw om zijn dood? Het is raadselachtig. Heeft hij zich, ondanks zijn feilen en falen, toch weten te laten aanvaarden als de vaderfiguur, de monarch, de ‘force tranquille’ (zoals zijn campagneleus van 1981 luidde)? Zeker had zijn optreden iets majestueus en waren zijn woorden steeds welgekozen en indrukwekkend.
Maar nog raadselachtiger is dat iemand met zo'n geschakeerd verleden, die in zijn jeugd gekoketteerd had met uiterst rechts en tot het einde zijn vrienden uit die tijd (tot en met René Bousquet, die als hoofd van de politie van Vichy verantwoordelijk was voor het wegslepen van joden) trouw bleef; die er geen bezwaar in zag die vrienden te laten profiteren van de staatsruif - wat ten slotte indirect leidde tot de zelfmoord van ex-premier Bérégovoy - en die niet gestikt was in zijn eerste vertekening van de werkelijkheid - dat zo iemand wist door te dringen tot de top van het politieke systeem.
Dat zegt iets over dat systeem. Het zegt ook iets over de Fransen, die dit toelaten of zich door zo'n schouwspel laten verblinden. Mitterrand was dan ook een fascinerend man - fascinerend door zijn intellectuele gaven, maar ook fascinerend door zijn discipline en zijn acteertalent. De geschiedenis zal uitmaken of wij, met Faust, moeten zeggen: ‘Welch Schauspiel! aber ach! ein Schauspiel nur!’
NRC Handelsblad van 12-01-1996, pagina 9