Europa en de nationale stokpaardjes
Hoewel ik mijzelf gezworen heb het woord herijking op z'n minst een jaar lang niet meer te gebruiken, moet ik nu al die eed breken. Ik wil namelijk even terugkomen op het debat van vorige week in de Tweede Kamer over de Herijkingsnota, maar dan niet op wat er over die herijkingsoperatie zelf gezegd is, maar op een thema dat en marge daarvan, bijna terloops, aangeroerd werd.
Het Kamerlid De Hoop Scheffer (CDA) vond dat de nota in het eerste deel - waarin de beleidsmatige kant van de operatie ter sprake komt - te veel uitging van de stelling: ‘De waarden en belangen die wij behartigen in het buitenlands beleid, liggen in elkaars verlengde.’ Dat nu, zei De Hoop Scheffer, ‘is vaak niet het geval’.
Inderdaad is er een neiging - niet alleen bij regeringen - om ervan uit te gaan dat alle wenselijke dingen, alle mooie doeleinden in elkaars verlengde liggen, ja elkaar versterken. Vroeger waren dat, bijvoorbeeld, ontspanning en mensenrechten. Die doeleinden beten elkaar niet, werd beweerd, terwijl het duidelijk was dat wanneer het Westen opkwam voor mensenrechten in Oost-Europa, het daarmee de communistische machthebbers aldaar hinderde - wat de betrekkingen met hen, dus de ontspanning, niet ten goede kwam.
Ander voorbeeld, dat nog actueel is: er werd (en wordt) altijd volgehouden dat Nederlands Europese en Atlantische doeleinden - Europese integratie en Atlantische eenheid - in elkaars verlengde liggen, terwijl de praktijk meermalen uitgewezen heeft dat de Verenigde Staten heftig kunnen reageren wanneer de Europese staten met één, hun niet welgevallige stem spreken. Er moet dan een keus gemaakt worden.
De Hoop Scheffer noemde een ander voorbeeld: het Nederlandse drugsbeleid, en hij zei daarvan dit: Nederland streeft ‘naar verdere Europese integratie’ en ‘intensieve relaties met Duitsland en Frankrijk’. Maar: ‘Hoe kun je enerzijds blijven streven naar en blijven pleiten voor steeds verdere integratie als je anderzijds met een onderdeel van je nationale beleid’ - in casu het drugsbeleid - ‘je steeds verder van de hoofdstroom van Europa af beweegt?’
Meermalen onderstreepte De Hoop Scheffer dat het niet ging om wie er gelijk had: Nederland of die ‘hoofdstroom’, maar ‘naarmate Europese integratie voortschrijdt, komt onafwendbaar het moment waarop deze regering - of een volgende - een keuze moet maken tussen een parallel verloop in het streven naar Europese integratie en een afwijkende lijn’.
Deze keuze kan niet ontlopen worden met de stelling: ‘Europese integratie kan doorgaan op alle beleidsterreinen; wij zijn voor verdere samenwerking, maar wij gaan ondertussen geheel onze eigen gang.’ We kunnen het ook niet afdoen met de stelling: ‘Het is een kwestie van verkopen en uitleggen in het buitenland’.
De Hoop Scheffer roerde ook even een ander voorbeeld aan, dat weliswaar Nederland nog niet direct aangaat, maar wèl elders al spanningen oproept waarbij vergeleken de onenigheid over het drugsbeleid in het niet verzinkt. Bedoeld wordt de Economische en Monetaire Unie (EMU), waartoe de leden van de Europese Unie (behalve het Verenigd Koninkrijk en Denemarken) hebben besloten.
In Frankrijk zijn die spanningen tot uitbarsting gekomen. Enerzijds wil Frankrijk die EMU, omdat zij de laatste mogelijkheid is om nog enige greep te houden op het grotere en sterkere Duitsland, maar anderzijds moet het, teneinde te voldoen aan de voorwaarden van de EMU, zijn eigen verzorgingsstaat aantasten. Dat laatste nu slikken vele (de meeste?) Fransen niet. Vandaar die uitbarsting.
Ook hier dus die spanning tussen twee wenselijke doeleinden. In dit geval: Europa en de nationale verzorgingsstaat. Ook hier moet een keuze gemaakt worden - een keuze waarvan op zijn minst gezegd kan worden dat zij de Franse bevolking niet tijdig is duidelijk gemaakt. Het is nu eenmaal regeringen eigen niet te waarschuwen voor moeilijkheden voordat ze er zijn, maar dan is het meestal te laat.
Denk niet dat Nederland zo'n keuze zal kunnen ontlopen. Op het ogenblik ziet het ernaar uit dat het zonder al te veel pijn vóór 1999 zal voldoen aan de voorwaarden van de EMU. Maar daarna? Is in Nederland iedereen er zich van bewust dat de EMU, als ze eenmaal tot stand zal zijn gekomen, diep zal ingrijpen in de autonomie van ons economische, financiële, maar ook sociale beleid? Dat we ook op dat laatste gebied geen nationale stokpaardjes meer zullen kunnen berijden? Hoe zal, als dat ogenblik van de waarheid zal zijn aangebroken, de Nederlandse bevolking reageren? Eén ding is zeker: zij zal dan niet het voor haar aangrijpbare, onwezenlijke ‘Europa’ aanspreken, maar zij zal de Nederlandse regering - in haar ogen de enige legitieme partner - ter verantwoording roepen. Op zo'n eventualiteit, die bijna zekerheid is, is de Nederlandse bevolking totaal niet voorbereid, net zomin overigens als enige andere bevolking. De oorzaak daarvan is dat het werkelijke debat over Europa, en wat de consequenties ervan zijn, nooit is gehouden. De mensen - tot wie we in dit geval ook de meeste politici moeten rekenen - hebben zichzelf zoet gehouden met de gedachte dat alle goede dingen samen komen. Maar dat is vaak niet zo, zoals de politicus De Hoop Scheffer terecht zei.
Er is een mogelijkheid dat Nederland nog aan die keus ontkomt. Dat is wanneer die EMU er niet komt, waar het, gezien de chaos in Frankrijk en de wassende tegenstand ertegen in Duitsland, er steeds meer naar uitziet. Maar dan zal dat tevens het einde van de Europese droom zijn. En of we dan onze nationale stokpaardjes wèl zullen kunnen berijden?
NRC Handelsblad van 12-12-1995, pagina 11