Een elkaar aanvullend beeld
‘Teleurgesteld in de overwegingen van het college, is het naar de mening van de NVVE onaanvaardbaar dat de patiënt de dupe wordt van het uitblijven van inhoudelijke wetgeving.’ Deze zin zou ik normaliter ongetwijfeld in mijn taalrubriek gesignaleerd hebben, omdat de bijzin die met Teleurgesteld begint, niet overeenkomt met het onderwerp van de hoofdzin. Wie immers is, in deze zin, teleurgesteld?
Maar in Onze Taal van juli/augustus zie ik dat de Taaladviesdienst van het gelijknamig genootschap een soortgelijke zin goed vindt: ‘Bij het Spui aangekomen viel me ook op dat er groepjes waren die iets zongen.’ Volgens die dienst klinkt die zin goed, omdat ‘we de beknopte bijzin “bij het Spui aangekomen” moeiteloos aanvullen met het juiste onderwerp ik’, hoewel dat woord helemaal niet in de zin voorkomt.
De dienst beroept zich onder andere op wat de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) daarover zegt: ‘Is de beknopte bijzin zinsdeel, dan moet in het algemeen het “geïmpliceerd onderwerp” ervan (...) identiek zijn met het onderwerp of het indirect object (mee werkend voorwerp of bepaling van belang) van de hoofdzin.’
Welke niet-taalkundige dit begrijpt mag het zeggen. Niet mijn taalgevoel verzet zich tegen de gesanctioneerde constructie (want taalgevoel is een onzeker kompas, net zo goed als het goed klinken van een zin een onzeker criterium is), maar mijn taalratio. Maar nu zulke gezaghebbende organen de constructie goed vinden, zal ik haar niet meer in mijn rubriek signaleren. Immers wie ben ik? Andere taaleigenaardigheden:
‘Hoe lang kan dat nog goed gaan met deze politieke leider, die als het erop aankomt weliswaar het kabinetsbeleid steunt, maar niet nadat hij er eerst min of meer afstand van heeft genomen?’ Hij steunt het dus, voordat (= niet nadat) hij er afstand van heeft genomen? Of is bedoeld: niet dan nadat? Ja.
‘Volgens het Schengenakkoord hebben de verdragspartners recht op grensoverschrijdende achtervolging, maar Frankrijk heeft dit steeds geweigerd met beroep op een wet die nog moet worden goedgekeurd door het parlement.’ Je kunt je niet beroepen op een wet die nog geen wet is; je kunt je wèl erop beroepen dat er nog geen wet is (wat Frankrijk dan ook doet).
‘De dader zijn de epauletten van zijn uniform gescheurd en is voor het leven gebrandmerkt.’ Zelfde constructie als: hem zijn de epauletten van zijn uniform gescheurd en is voor het leven gebrandmerkt.
‘De twijfelaars zijn de mond gesnoerd.’ Zijn zij gesnoerd of is hun de mond gesnoerd?
‘Voorts is Nederland een van de wenige landen die de internationale norm haalt.’ Waar slaat die op? Op landen? Maar dan moet het halen zijn. Of op een (land)? Maar dan moet het dat zijn.
Het besef dat niet in het minst precies het tegenovergestelde is van niet het minst (namelijk respectievelijk helemaal niet en vooral), schijnt langzamerhand door te dringen, maar er heerst nog wel, onzekerheid getuige deze zinnen:
‘Dat is dan een afloop waar niemand tevreden over kan zijn. Major in het minst.’ En: ‘In de aanloop van de Statenverkiezingen heeft een aantal zaken ons parten gespeeld. Dat was niet in het minst de uitslag van de Kamerverkiezingen.’ Die heilzame twijfel - heilzaam, omdat hij het begin van alle wijsheid is - kent de volgende zin nog niet. Daar staat ouderwets en verkeerd:
‘Zo wordt de 46ste Biennale aangegrepen om reputaties te bevestigen en te onderhouden, die van de Biennale zelf niet in het minst.’ Het kan toch niet de bedoeling van de Biennale zijn haar eigen reputatie niet in het minst (= helemaal niet) te bevestigen en te onderhouden?
‘Zeker wie de moeite neemt deze briefwisseling samen met de eerder verschenen correspondentie door te werken, krijgt een prachtig, elkaar aanvullend beeld.’ Hoe kan een beeld elkaar aanvullen?
‘Je kunt niet uitsluiten dat een land als de Verenigde Staten zichzelf beheersen.’ Het onderwerp is land, dus: beheerst.
‘Een bescheiden teken aan de wand is dat het land nog steeds niet zijn eerste rapport heeft overlegd aan het Comité.’ Komt dat misschien doordat het niet lang genoeg overgelegd heeft?
‘In elk geval wekten zij herinneringen in mij wakker’ (eigen werk). Dubbelop.
‘Zelfbeschikking kun je omschrijven als het recht om zelf te mogen uitmaken wat er met je gebeurt.’ Als je iets mag, heb je het recht. Dus ook dubbelop.
‘Dat is erg overdreven, maar evenmin getuigt het van een juist inzicht...’ (eigen werk). Evenmin betekent ook niet, maar hier gaat er geen ontkenning aan vooraf.
‘Na één dag vallen de bloemblaadjes af en groeit de zaaddoos uit tot de “peperbus”, waarin u, eenmaal rijp geworden, de zaadjes kunt horen rammelen.’ Zit u dan in die peperbus?
‘Uiterst links staat de Kristus-de-Heiland-kathedraal, die op bevel van Stalin werd opgeblazen en nu weer heropgebouwd.’ Voor de hoeveelste maal heropgebouwd?
‘Ook in Frankrijk, een land dat we graag beschouwen als gemakkelijk en slordig, blakert een universiteitsstad als Montpellier van gezondheid.’ Dat de zon er blakert wisten we, maar ook de stad zelf?
‘Het is moeilijk te geloven dat dit eens een wereld met bossen en weilanden was. Maar toch is dit blijkbaar onherbergzame gebied rijk aan flora en fauna.’ Dus is het niet blijkbaar, maar schijnbaar onherbergzaam.
‘Documentaire over de Rode Zee, die met zijn koraalriffen en andere organismen tot een van de meest spectaculaire wateren ter wereld behoort.’ Wat behoort nog meer tot dat ene spectaculaire water?
‘Opdrachten of een agenda van een Nederlander aanvaarden Belgen niet eerder dan dat er een basis voor een sociale band is gelegd.’ Niet eerder dan nadat?
‘Ik heb bewondering voor zij die deze strijd voeren.’ ‘Heel veel dingen zijn mij bekend, maar vind ik toch elke keer weer erg.’ ‘Pogingen in die richting heeft DASA wel ondernomen, maar hebben nog niet tot succes geleid.’ Deze zinnen klinken ook heel goed, maar zijn het niet.
‘Ter plaatse maken wij regelmatig gebruik van openbaar vervoer. Dit biedt ons de mogelijkheid om plaatsen te bezoeken die moeilijk met de bus te bereiken zijn of een aantasting van het leefklimaat veroorzaken’ (uit een vakantiebrochure). Het kàn natuurlijk de bedoeling zijn plaatsen te bezoeken die een aantasting van het leefklimaat veroorzaken, maar ìs het ook de bedoeling? Dan ga ik maar liever niet mee.
‘Praatprogramma's waarin het publiek zich met het gesprek mag bemoeien, zijn zelden een lang leven beschoren.’ Zijn die programma's beschoren of is hun geen lang leven beschoren?
NRC Handelsblad van 21-07-1995, pagina 7