Waar is de politieke component?
Dat het kabinet de voorkeur heeft gegeven aan de Amerikaanse Apache boven de Frans-Duitse Tigre als gevechtshelikopter voor de Luchtmobiele Brigade - ik heb er geen traan om gelaten. De argumentatie was zakelijk en technisch overtuigend. Misschien was zij zelfs een beetje te overtuigend. De Apache is kwalitatief beter, werd er gezegd. Hoe kun je dat zeggen, vraagt de leek zich af, wanneer de Tigre pas tegen het eind van dit decenium in dienst komt? Misschien zal de Tigre dan wel blijken beter te zijn dan de Apache, die berust op een techniek die dan ongeveer vijftien jaar oud, zo niet ouder, zal zijn.
Maar het kabinet heeft kennelijk het zekere voor het onzekere genomen: de kwaliteit van de Apache is bekend; die van de Tigre moet nog blijken. Bovendien: de Luchtmobiele Brigade kan niet wachten tot het eind van de jaren '90; ze heeft haar gevechtshelikopters nu nodig.
De val van de dollar heeft de Apache ook aantrekkelijker gemaakt. De compensatieorders van de Amerikanen en die van het Frans-Duitse consortium zullen elkaar daarentegen wel niet veel ontlopen. Het facit valt dus globaal ten gunste van de eersten uit.
De voorkeur van de luchtmacht zelf ging sterk uit naar de Apache. Daar zijn de uitstekende relaties die vanouds tussen Nederlandse en Amerikaanse officieren bestaan, zeker niet vreemd aan. De laatsten liepen in en uit bij Defensie, terwijl Franse officieren zich zelden of nooit lieten zien. Het gebrek aan kennis van het Frans bij de Nederlanders (en van het Nederlands of Engels bij de Fransen) zal een amicale omgang ook wel moeilijk hebben gemaakt.
Dit alles bij wijze van verklaring van het besluit ten gunste van het Amerikaanse en ten nadele van het Frans-Duitse wapen. Maar toch vertoont die verklaring een leemte: de politieke component ontbreekt. Ja, minister-president Kok heeft dat zelf bijna met zoveel woorden erkend: het was geen besluit ‘tegen Europa en voor Amerika’.
Maar niet alleen ontbreekt de politieke component van het besluit. Dit lijkt ook in strijd te zijn met het verklaarde voornemen van het kabinet-Kok zich te ‘concentreren op zijn positie binnen Europa’ - een positie die, zoals minister Van Mierlo meermalen heeft betoogd, ligt in de ‘holte’ of de ‘oksel’ van het Frans-Duitse duo.
Helemaal los van de merites van zo'n aangekondigd beleid en ook helemaal los van de vraag of het verstandig is dat zo luid te verkondigen, moet vastgesteld worden dat het besluit van 7 april er niet bepaald conform mee lijkt te zijn. Althans: dat zullen de Fransen en Duitsers wel vinden.
Van Mierlo's Franse collega, Alain Juppé, heeft dan ook al gezegd dat het tijd wordt de vraag te stellen of de Nederlandse verklaringen over Europese solidariteit wel in overeenstemming zijn met besluiten in de praktijk. Helemaal ongelijk heeft hij niet. Om tot zo'n conclusie te komen hoef je niet per se het besluit van 7 april te betreuren.
We mogen dan ook nieuwsgierig zijn naar het lot van de twee Frans-Nederlandse werkgroepen - één over de toekomst van de Europese defensie - waartoe beide ministers in september in New York besloten hebben, volgens een nogal triomfantelijke verklaring van onze minister, die toen sprak van een ontwikkeling met ‘het hoogste noviteitsgehalte’. Beantwoordt het besluit van 7 april van die hooggestemde verwachtingen?
Hoe dan ook: hier botsen weer de, in dit geval politieke, culturen van de Fransen en de Nederlanders. De laatsten denken besluiten van zo'n importantie te kunnen nemen op grond van de technische en economische merites van de zaak, en dan op ieders begrip te kunnen rekenen. Voor de Fransen is het ondenkbaar dat aan zo'n besluit geen politieke motieven of voorkeuren ten grondslag liggen.
En zo krijgen we in de internationale pers verklaringen te lezen die het Nederlandse besluit toeschrijven aan hetzij Nederlandse ‘stille antipathie’ jegens Duitsland, hetzij zijn ‘traditionele argwaan’ jegens Frankrijk, hetzij de ‘sterke banden van de Nederlandse militairen met de NAVO en de Verenigde Staten’. Waarschijnlijk is in dit geval alleen het laatste een factor, en niet eens een beslissende, geweest. Maar maak dat de Fransen maar eens duidelijk!
Ook hier hebben de Fransen, althans in beginsel, het gelijk aan hun kant. Natuurlijk is de aankoop van dertig gevechtshelikopters, tegen de prijs van bijna een miljard dollar, een zaak die mede op grond van haar politieke merites beslist dient te worden, zo zij al niet uit een politieke conceptie dient voort te vloeien.
Ook de beslissing ten gunste van de Amerikaanse Apache had dit dienen te doen, maar de minister-president heeft gezegd dat het geen besluit ‘tegen Europa en voor Amerika’ was, dus dat er geen politieke voorkeur uit gelezen mag worden. Ongetwijfeld was Kok oprecht, maar wie gelooft dat in deze door de wol geverfde wereld - behalve de Nederlanders?
De Duitsers hebben minder kabaal gemaakt over de Nederlandse beslissing dan de Fransen (zoals ze ook in hun werving voor de Tigre meer op de achtergrond zijn gebleven). Misschien is dat daaraan toe te schrijven dat zij zich in een zelfde spagaat tussen Frankrijk en de Verenigde Staten bevinden en daarom wel enig begrip kunnen hebben voor de Nederlanders, op wie zij trouwens om andere redenen niet graag openlijk pressie uitoefenen.
Blijft echter het feit dat minister Van Mierlo er, na het besluit van 7 april, een nog zwaardere dobber aan zal hebben zijn politiek van aankruipen tegen het Frans-Duitse duo geloofwaardig te maken. (Ik gebruik bewust het bolkesteiniaanse ‘aanschurken’ niet - dat trouwens niet in Van Dale staat.)
Ja, als de Britten in juli ook voor de Apache opteren en maar liefst negentig van die toestellen bestellen, dan zou het wel eens de ironie van het lot kunnen zijn dat Nederland nog veel meer verwijderd raakt van de verwezenlijking van Van Mierlo's voorkeur. Ook dat zou dan zonder onderliggende politieke conceptie gebeuren.
NRC Handelsblad van 18-04-1995, pagina 9