Anarchisch en onbeheersbaar
‘Het Internet, dat het voor zijn bloei moet hebben van anarchie, is bijna per definitie iets wat niet onder controle te brengen is’, schreef Philip Revzin, hoofdredacteur van de Europese editie van The Wall Street Journal, maandag in die krant, in een artikel over de zegeningen - maar vooral ook de onontkoombaarheid - van het informatietijdperk, dat we nu ingaan.
Diezelfde dag brachten de kranten verslag uit over de bijeenkomst van de G-7, de zeven grote industriële landen, in Brussel over die komende informatiemaatschappij, die sommige (zoals de Verenigde Staten en Japan) verwelkomen en andere (zoals Frankrijk) onder controle proberen te houden, wat volgens Revzin per definitie niet kan dan op straffe van een oninhaalbare achterstand.
Maar diezelfde dag brachten de kranten ook het nieuws van de déconfiture van Barings, een van de oudste Britse banken - een déconfiture ontstaan doordat een 28-jarige employé, vanachter zijn computer speculerende, zijn bank een verlies van, naar schatting, 1,5 miljard gulden bezorgde. Is dat een voorbeeld van de komende anarchie en onbeheersbaarheid die Revzin diezelfde dag bezong?
Ik weet het niet. De oudste firmant van de bank spreekt van een complot. Anderen zeggen dat uit zuinigheidsoverwegingen de interne controle was verslapt. Weer anderen zeggen dat het handelen in derivaten - wat die employé had gedaan - een vak op zichzelf is, dat de leiding van de banken - meestal veertigjarigen en ouderen - niet verstaat en daarom overlaat aan jongere computerfreaks.
Nu stellen de andere banken hun cliënten natuurlijk gerust: zoiets kan bij ons niet gebeuren. Ze zoeken dan de oorzaak bij de aard van de derivaten, inderdaad een uiterst speculatief waardepapier (als het al een papier is). Maar zou het niet ook hieraan kunnen liggen dat de internationale bankwereld intern verbonden is door een netwerk dat onmiddellijke beslissingen mogelijk maakt, uitlokt, ja vergt (alweer: op straffe van achter het net te vissen), waardoor noodgedwongen veel beslissingen in handen worden gegeven van ondergeschikte medewerkers? Nogmaals: ik weet het niet, maar bij het lezen van het nieuws over het ongelooflijke verhaal van die 28-jarige Nick Leeson, die in de gelegenheid was gesteld voor zijn bank miljarden te winnen (dus ook te verliezen) - van persoonlijke verrijking wordt tot dusver niet gesproken - werd ik herinnerd aan een boek dat ik niet lang geleden gelezen had: La fin de la démocratie van Jean-Marie Guéhenno (in Nederlandse vertaling uitgegeven door Lannoo, Tielt).
Guéhenno, een 45-jarige politicoloog die op het ogenblik Frans ambassadeur is bij de Westeuropese Unie (waarvan tot voor kort onze landgenoot Van Eekelen secretaris-generaal was), brengt de informatiemaatschappij, die op ons afkomt, niet in verband met ons financiële, maar met ons politieke bestel en voorspelt ook hier alleen maar anarchie en onbeheersbaarheid. De titel van zijn boek zegt, wat dat betreft, al genoeg.
Op het eerste gezicht is Guéhenno's stelling niet erg oorspronkelijk. Het einde van de natie-staat, dat hij aankondigt, hebben anderen vóór hem ook al voorzien. Maar dezen ‘meenden dat het voldoende was om naties te vervangen door supernaties’, en dat is volgens Guéhenno niet zo, want ‘ook het karakter van de macht is veranderd’.
‘Een natie’, aldus Guéhenno, ‘wordt niet uitsluitend gedefinieerd door haar geschiedenis. Een natie is bovenal de aanduiding van een plaats, een grondgebied dat wordt afgebakend door exact bepaalde grenzen. Dit uitgangspunt is de basis geweest van onze vrijheid en is de voorwaarde voor het ontstaan van een open gemeenschap. Tussen de begrippen wet en grondgebied is een bijzonder sterke band ontstaan: de wet controleert niet de mensen, maar hun activiteiten binnen een nauw omschreven grondgebied.’ Op dat beginsel berust ook de Europese Unie.
Maar ‘de economische veranderingen leiden ertoe dat de territoriale basis van de moderne politiek zoals die eeuwenlang heeft bestaan, ter discussie wordt gesteld. Ten gevolge van de ontwikkelingen in de telecommunicatie overschrijden netwerken de grenzen van het grondgebied, waardoor het begrip ruimte ingrijpend is gewijzigd. Hier gaat het niet meer om het bezit van een grondgebied, maar om de toegang tot een netwerk.
Een dergelijke verandering van perspectief zal grote gevolgen hebben voor de politieke orde. De solidariteit van de gemeenschappen die op grondgebied berusten, verdwijnt en wordt vervangen door tijdelijke belangengroeperingen. Zal de politiek een dergelijke omwenteling kunnen overleven? Als solidariteit niet meer geografisch wordt bepaald, als er geen polis meer is en geen natie, is er dan nog ruimte voor politiek?
We leven in het tijdperk van de netwerken, en de betrekking van de burgers tot het politieke bestel wordt concurrentie aangedaan door de talloze verbindingen die zij buiten dit bestel tot stand brengen, met als gevolg dat de politiek niet langer het organiserend principe van de gemeenschap is, maar als 't ware een secundaire activiteit.
Politiek en collectieve solidariteit zijn vervangen door percepties die even vluchtig zijn als de belangen waardoor ze worden gemanipuleerd. De politiek verbrokkelt en wordt tegelijk homogener. De samenleving wordt steeds gefragmenteerder en heeft geen herinneringen en geen solidariteit meer. Samenhang is slechts te vinden in de opeenvolging van beelden uit de samenleving die de media weer naar haar terugzenden. Een samenleving zonder burgers en dus, ten slotte, een non-samenleving.
Zullen we een apolitieke organisatievorm aanvaarden die goed aansluit bij de dwangmiddelen van deze nieuwe wereld, maar ten diepste vreemd is aan de herinnering aan wat wij zijn geweest? Onze hele natuur verzet zich tegen zo'n homogenisering, en dus is het heel wel mogelijk dat het universele verschijnsel van machtsdiffusie niet dezelfde uitwerking zal hebben in Europa, Amerika en Azië.’
Tot zover Guéhenno, uit wiens boek ik enkele verspreide opmerkingen als één aaneengesloten citaat heb weergegeven. De wereld die hij schetst, doet denken aan de global village die de Canadese socioloog Marshall McLuhan een dertig jaar geleden voorspelde, behalve dat Guéhenno, juist omdat de oude culturen zich tegen zo'n homogenisering verzetten zullen, de mogelijkheid van meer ‘imperia’, in plaats van één imperium, erkent - imperia waarvan de grenzen, omdat de macht niet langer berust op grondgebied, noodzakelijkerwijs vaag en dus betwistbaar zullen zijn.
De reactie op de ongrijpbare netwerken kan ook ‘reactionairder’ uitvallen. In een rede over de wereldbevolkingsconferentie die onlangs in Kairo gehouden is, zei de demograaf prof. D.J. van der Kaa: ‘Ik zie heel weinig tekenen dat wij ons bewegen in de richting van een global village in de morele zin van het woord. Integendeel, er zijn duidelijke tekenen, zowel in Azië als aan de overkant van de Middellandse Zee, dat de mensen beginnen aan een heronderzoek van de godsdienstige en filosofische idealen die hun cultuur en tradities hebben gevormd.’ Kunnen we er zeker van zijn dat de rest van de wereld niet op soortgelijke ‘reactionaire’ wijze zal reageren?
NRC Handelsblad van 03-03-1995, pagina 9