Onder Kohls vleugels?
Twee weken vóór de Europese verkiezingen werd ik opgebeld door iemand van de Franse radio. Die wilde weten hoe de pre-electorale stemming in Nederland was. Nu, die was er een van volmaakte onverschilligheid, zei ik. Grote verbazing aan het andere eind van de lijn. De Nederlanders waren immers vurige Europeanen? Wat was de verklaring?
Verkiezingsmoeheid gaf ik als een van de oorzaken op. Het was de derde keer in drie maanden dat we ter stembus geroepen werden. Bovendien was die Europese geestdrift er altijd meer een van politici dan van de grote massa geweest, en ook bij de politici was zij de laatste jaren getaand.
De eerste verklaring was, achteraf geoordeeld, wel juist maar niet voldoende. In Duitsland, waar er dit jaar nog veel meer verkiezingen zijn, kwam 60 procent van de stemgerechtigden op, 25 procent meer dan in het zogenaamd zo Europees-gezinde Nederland. Er moet bij ons dus iets meer aan de hand zijn.
Zou juist in die zogenaamd Europese gezindheid niet een belangrijke verklaring te vinden zijn? Zou zij niet gemaakt hebben dat de politici nooit de moeite hebben genomen Europa aan de mensen te verklaren? Zou het niet anders zijn geweest als er een serieus te nemen anti-Europagroep in ons land was geweest? Nu zijn vragen en twijfel over de Europese eenheid die bij een enkeling opkwam, altijd weggewuifd, zo niet weggelachen geweest.
Daar komt dit nog bij: als de mensen jaar in, jaar uit de politici de weldaden van Europa horen aanprijzen, maar ze merken er eigenlijk weinig van, gaat dan de wet van Abraham Lincoln niet gelden: je kunt soms alle mensen voor de gek houden; je kunt sommige mensen altijd voor de gek houden; maar je kunt niet alle mensen altijd voor de gek houden? (Ik haast mij eraan toe te voegen dat dit voor de gek houden niet bewust hoeft te gebeuren.)
In laatste aanleg komt het er misschien op neer dat het Nederlandse volk, als gevolg van een honderdjarige neutraliteit, nooit heeft leren nadenken over internationale politiek - behalve in theoretische constructies. Vandaar die Eurogeestdrift, want ook Europa was lange tijd een theoretische constructie - en is dat grotendeels nog. Slechts weinigen dachten over die politiek in machtstermen na - en maakten zich daar weinig populair mee.
Hoe dan ook - wanneer slechts 35 procent van de stemgerechtigden opkomt, zoals op 9 juni in Nederland het geval was, dan doet dit sterke twijfel rijzen omtrent, niet de legaliteit, maar de legitimiteit van de gekozenen. Een van de gekozenen, Piet Dankert (nummer twee op de lijst van de PvdA), werd in Le Monde van 11 juni aldus aangehaald: ‘De zeer zwakke deelneming (aan de verkiezingen) ondermijnt de legitimiteit van dit parlement.’ Wat het Nederlandse aandeel van het Europese parlement betreft, geldt dit zeker.
Waarom heeft een nationaal parlement wèl legitimiteit? Omdat het volk weet dat de nationale regering, die ook door de oppositie als haar regering wordt beschouwd, er per slot van rekening uit voortgekomen is. Dat is met het Europese Parlement niet zo. Hoe democratisch gekozen ook, het mondt niet uit in een uitvoerende macht. En dat voelen zelfs de staatsrechterlijk minst onderlegden zuiver aan. Voor wie en tegen wie stemmen ze eigenlijk? Niet voor of tegen een Europese regering.
Maar wat niet is kan komen. Lange tijd was ook ‘de nationale staat voor het gros der bevolking een abstracte grootheid’, schrijft prof. S.W. Couwenberg in de krant van 11 juni. ‘Politieke veranderingsprocessen worden altijd door elites tot stand gebracht’. Dat is waar. Het is dus aan de Europarlementariërs te tonen dat ze zó weinig aan hun nationale achterban en hun nationale partijen gebonden zijn, dat ze ook tegen deze de politieke veranderingen kunnen bewerkstelligen die van Europa meer dan een theoretische constructie moeten maken.
In afwachting van deze revolutie hebben de staten het nog voor het zeggen, zoals we zien aan het lot van de kandidatuur-Lubbers. En van die staten, die formeel gelijk zijn, zijn Frankrijk en Duitsland gelijker dan de andere. Maar in die twee staten loopt de ontwikkeling naar Europa, die vroeger onweerstaanbaar werd genoemd, niet gelijk op.
In Frankrijk is het resultaat van de Europese verkiezingen dat de de regering, als gevolg van het succes dat een anti-Europese dissident heeft behaald (12 procent), gedwongen zal zijn nog meer voorrang te geven aan nationale belangen dan waartoe ze uit zichzelf toch al geneigd was.
In Duitsland daarentegen heeft ‘de laatste echte Europeaan’, zoals de correspondent te Bonn van de Volkskrant Helmut Kohl noemt, getriomfeerd. En die correspondent voegt daaraan toe: ‘het is de hoogste tijd voor een Europese herwaardering van de Duitse regeringsleider’. Of zou hij bedoelen: tijd voor een eigen herwaardering, want de Bonnse correspondenten van die krant hebben wel eens uit een ander vaatje getapt.
Hoe dat ook zij, logisch zou zijn dat zo'n herwaardering tot gevolg zou hebben dat de Nederlandse politici, die zich immers ook Europeaan noemen, nu onder Kohls vleugels gaan schuilen, ondanks Kohls bezwaren tegen Lubbers, ja tegen Nederland. Of zijn die politici daar niet Europees genoeg voor?
NRC Handelsblad van 17-06-1994, pagina 7