Plicht tot inmenging?
Onlangs sprak ik hier er mijn verbazing over uit dat het Deense ja tegen het verdrag van Maastricht met opluchting, zo niet vreugde, was begroet door voorstanders van een federaal Europa. Immers, de Denen zullen er, met op z'n minst de Britten, wel voor zorgen dat Europa die kant niet opgaat.
Dan is de vreugde van de Staatkundig Gereformeerde Partij over het Deense ja consequenter, want die partij wil niets van een federaal Europa weten en is om die reden blij dat de Denen van de partij blijven. Maar laat ik het persbericht aanhalen dat de SGP daags na het Deense referendum uitgaf:
‘Met eerst een “nee” en nu een “ja” heeft Denemarken Europa aan het denken gezet. Dat was hard nodig, omdat de burger tot dan toe helemaal niet aan Europa te pas kwam. Hoe funest dat was, bleek later in o.a. Frankrijk en Groot-Brittannië. Het valt te hopen dat de Eurocraten hun les nu hebben geleerd en wat meer rekening zullen houden met de realiteit dat Europa volstrekt geen eenheid was, geen eenheid is en ook geen eenheid wordt. Want als puntje bij paaltje komt blijkt het nationale hemd nader dan de Europese rok (zie ook het lot van Schengen).
Gelukkig worden de Denen nu niet meer met uitzetting uit de Gemeenschap bedreigd. Ook is het gevaar geweken dat de Denen er eigener beweging uit zullen stappen. De SGP is daar blij mee, al was het maar omdat het goed is dat er af en toe iemand op de rem kan blijven trappen. Overigens is ook nu weer gebleken dat “Maastricht” voor velen een brug te ver is. Het is zeker geen hartelijk “ja” geworden. Als dat signaal in Brussel niet wordt opgepikt, zijn ongelukken ook in de verdere toekomst onvermijdelijk.’
Eerlijk gezegd, ben ik het met de teneur van dit persbericht nogal eens, al zou ik mijn woorden hier en daar anders gekozen hebben. Meer in het bijzonder zou ik de ‘Eurocraten’ meer hebben gespaard. Het zijn immers de regeringen die verantwoordelijk zijn voor de Europese gang van zaken. Als die het erbij laten zitten, tja dan gaan de ‘Eurocraten’ hun gang.
Dat het standpunt van de SGP (en van de andere kleine protestantse partijen) vloekt met wat tientallen jaren lang bij de grote partijen als politiek evangelie werd beschouwd is bekend. Daarom is het interessant te signaleren wat minister Kooijmans - ook gereformeerd (maar daarmee houdt zijn gelijkenis met de SGP op) - op 1 juni heeft gezegd in een rede ter opening van een conferentie over ‘peacebuilding’ (is daar geen Nederlands woord voor?):
‘Ons internationaal systeem is ook na de Koude Oorlog nog steeds gebaseerd op samenwerking, op interactie tussen soevereine staten, en daarin zal in de voorzienbare toekomst geen wezenlijke verandering optreden.’ Nu, daar zal de SGP het wel mee eens zijn, terwijl de ‘Europeanen’ Kooijmans eerder van pessimisme, zo niet defaitisme, zullen betichten. Maar, zo gaat Kooijmans door:
‘Toch is het denken over soevereiniteit in beweging. Wij beginnen in meer functionele zin over soevereiniteit te denken, en dit wordt sterk gevoed door de ervaringen in wat de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Boutros Ghali, de failed states (mislukte staten? - Kooijmans gaf er geen vertaling bij) heeft genoemd. In dergelijke staten of restanten van staten resteert vaak alleen nog maar een formele soevereiniteit.’
Had Kooijmans hier de lidstaten van de Europese Gemeenschap op het oog, wier soevereiniteit op velerlei gebied immers uitgehold is en van wie sommige zeggen bereid te zijn nog meer soevereiniteit op te geven? Nee, uit het volgende bleek dat hij met die mislukte staten andere staten bedoelde:
‘Het centrale gezag of wat daarvan over is (in die mislukte staten) kan die soevereiniteit vaak helemaal niet meer uitoefenen - kan, met andere woorden, geen materiële inhoud aan de soevereiniteit geven -, terwijl de mensonterende omstandigheden in zulke landen daar juist om schreeuwen.’ Omdat de omstandigheden in West-Europa nog niet mensonterend zijn, moet hij andere staten bedoeld hebben - Somalië bijvoorbeeld.
Ten opzichte van dit soort landen ontwikkelt de volkenrechtsgeleerde minister een interessante stelling! ‘In deze context is zich in zekere zin - heel voorzichtig gezegd! - een “recht op inmenging” van de internationale gemeenschap aan het ontwikkelen. Daarbij oefent de internationale gemeenschap op “plaatsvervangende” wijze tijdelijk de nationale soevereiniteit uit.
Wat die voorzichtigheid betreft, wij balanceren hier tussen humanitair gemotiveerde plicht en volkenrechtelijke mogelijkheden. In deze zin ware het wellicht beter in plaats van een “recht” te spreken van een “plicht tot inmenging” (in morele zin).’ En inderdaad: ‘Somalië is van deze ontwikkeling tot dusverre het meest markante voorbeeld.’
Met die meer functionele vorm van soevereiniteit bedoelt Kooijmans overigens ‘niet een geleidelijke “verdamping” van de nationale soevereiniteit in het algemeen’. ‘Wèl op termijn een soort herschikking in soevereine verantwoordelijkheden tussen verschillende staatkundige of volkenrechtelijke niveaus, waarbij hetgeen op dit punt momenteel binnen de Europese integratie zichtbaar wordt, zich wellicht op termijn ook op meer mondiale schaal zou kunnen manifesteren.’
Hier komt Kooijmans dan toch over het Europese soevereiniteitsverlies te spreken, dat hij de anderen als model voorhoudt. Even afwachten of dat Europese model wel slaagt! Op dit ogenblik is het met de gezondheid ervan niet bijster goed gesteld. We mogen dus hopen dat Kooijmans veel nadruk op dat wellicht heeft gelegd. Het is trouwens überhaupt de vraag of Europese modellen zich op landen buiten Europa laten toepassen. Die zijn vaak nog nationalistischer dan de Europese.
Overigens strookt wat Kooijmans over de veranderingen in het soevereiniteitsbegrip zegt met een soortgelijk pleidooi dat zijn collega Pronk een week tevoren voor de IKON-radio had gehouden. Zou het afgesproken werk zijn? Zo ja, dan zou dat op zichzelf al een novum binnen het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat beide ministers huist, zijn.