Tijdperk van de post-Verlichting
Wie mij wel eens, overigens niet helemaal ten onrechte, van pessimisme beticht, vooral wat de Europese integratie betreft, moet nog eens een blik werpen in de twee opiniepagina's van de krant van verleden week donderdag, 26 november. Wat leest hij daar?
‘Het Europese stelsel ontploft.’ ‘De EG dreigt aan eigen tegenstrijdigheid ten onder te gaan.’ ‘Voor de Gemeenschap is 1992 het jaar geworden van de verpulvering.’ Zo bont heb ik het nooit gemaakt. En dan hebben ze het nog niet eens over het ex-Joegoslavië, de ex-Sovjet-Unie en andere delen van de wereld waar zich desintegratieverschijnselen voordoen.
En Nederland? ‘De balkanisering van de PvdA is nog lang niet ten einde.’ 't Is alles kommer en kwel wat je tegemoetslaat. En dat alles in drie artikelen. Het kan nauwelijks toeval zijn. Niet dat ik de redactie van opzet verdenk. 't Is eerder zo dat het verval van oude waarden en waarheden zich op verschillende wijzen manifesteert.
Het is waar: er is één artikel, van John Kenneth Galbraith, dat nog een bijna ouderwets aandoend optimisme uitstraalt, maar tevens, op bijna pijnlijke wijze, het tekortschieten van dit Verlichtingsoptimisme onthult: ‘Als maatschappelijk linkse beweging verwerpen wij kleingeestig nationalisme alsook etnische en raciale conflicten. Die spelen alle in op de gevoelens van emotioneel agressieve, maar mentaal achtergestelde personen.’ Allemaal waar, maar dat eenmaal gezegd hebbend, ben je er nog niet.
Ja, wat een hovaardij eigenlijk om ook mensen die in oude stadswijken moeite hebben samen te wonen met mensen van geheel andere cultuur, emotioneel agresssief en mentaal achtergesteld te noemen! De daardoor ontstane conflicten spelen overigens niet in op die mensen; het omgekeerde is eerder het geval.
Hoe dit ook zij - uit die woorden spreekt het failliet van het Verlichtingsoptimisme: de mens is goed, en wie niet goed handelt is emotioneel agressief of mentaal achtergesteld, dus rijp voor de psychiatrische kliniek. Het is een nagalm van het rousseauïstische gebod: de mens moet gedwongen worden vrij en deugdzaam te zijn.
Ook wat de internationale betrekkingen betreft, spreidt Galbraith een achttiende-eeuws optimisme ten toon: ‘We aanvaarden dat de hedendaagse geavanceerde economie (...). Het voordeel daarvan is dat het de betrokken naties dichter bijeenbrengt’. Vertel dat de Franse boeren - en hun niet alleen!
Het is dat levensbeschouwelijk optimisme dat ook ten grondslag ligt aan wat Mark Kranenburg de ‘balkanisering’ van de PvdA noemt: de confrontatie tussen ‘de partij-elite zonder eelt’ (met haar ‘fantastische vrijblijvendheid’ - het woord is van co-voorzitter Vreeman) en ‘de stem van het traditionele electoraat’, dat op Janmaat dreigt te gaan stemmen.
En op internationaal gebied dreigt nu ook dat optimisme, dat tot de verdragen van Rome (1957) en Maastricht (1991) heeft geleid, gelogenstraft te worden door de hardleersheid van de volken. ‘Het Europese stelsel ontploft. De EG dreigt aan eigen tegenstrijdigheid ten onder te gaan’, zegt nu eens niet ik, maar J.H. Sampiemon. En het hoofdartikel: ‘Voor de Gemeenschap is 1992 het jaar geworden van de verpulvering’.
Zelf ben ik nooit verder gegaan dan van mijn pessimisme te getuigen aangaande de politieke eenwording van Europa. Nu begin ik mij echter af te vragen of, doordat die politieke eenwording de grenzen van de Gaulles ‘Europa der staten’ kennelijk niet kan overschrijden, niet ook de economische eenwording aangetast dreigt te worden.
The Economist van 28 november heeft daar het antwoord op: ‘De meeste mensen weten dat Maastricht in gevaar is; weinigen geloven dat de toekomst van de binnenmarkt bedreigd is. Dat is ze wel.’ Met andere woorden: zelfs al de niet-totstandkoming van Maastricht zal de binnenmarkt, zo niet alles wat sinds 1957 bereikt is, bedreigen.
Wat is de oorzaak van al het verval dat we om ons heen zien? Zoals aan alles in de geschiedenis, ligt ook hieraan een samenloop van oorzaken ten grondslag. Maar als er toch één oorzaak aangewezen moet worden, dan is het het Verlichtingsoptimisme, dat in de ruim twee eeuwen van zijn bestaan ongelooflijk veel tot stand heeft gebracht, maar nu tot zijn einde schijnt te zijn gekomen.
Francis Fukuyama dacht dat, met de nederlaag van het communisme, de overwinning van de vrijheidsgedachte (een betere vertaling van liberalism dan liberalisme) was bezegeld. Dat is ook wel zo, maar het ziet ernaar uit dat de vrijheidsgedachte, met die overwinning, zich tevens heeft uitgeput of - zie het aantal nieuwe staten en staatjes dat zich op het vrijheidsbeginsel beroept - in het absurde is omgeslagen.
Wat dan? Iemand die zelf kind van de Verlichting is - en wie is dat niet in de Westerse wereld? - kan zich moeilijk een voorstelling van alternatieven maken, laat staan ze aanvaarden. Maar dat wil niet zeggen dat ze niet denkbaar zijn. De individu kan nog wel tot wijsheid (of wat daarvoor doorgaat) gedwongen worden - ook geen aantrekkelijk perspectief -, maar wie moet dat met volken doen?
NRC Handelsblad van 01-12-1992, pagina 9