Werden alle Menschen Brüder?
Groeien volken naar elkaar toe of vervreemden ze eerder van elkaar? Sinds de Verlichting hebben we geloofd in de onomkeerbaarheid van het eerste proces. Liberalisme en socialisme hingen, ieder op eigen manier, dit geloof aan. ‘Alle Menschen werden Brüder’ werd het volkslied van het verenigde Europa.
De exploderende ontwikkeling van de communicatietechnieken scheen de finale bevestiging van deze waarheid te leveren. De grenzen vielen weg onder het geweld van niet alleen auto en vliegtuig, maar ook van film, televisie en fax. Op den duur bleek zelfs het IJzeren Gordijn er niet tegen bestand.
En toch zien we tegelijkertijd de vreemdelingenhaat groeien, naarmate de reservaten waarin wij leefden, overspoeld worden. En in Oost-Europa heeft de overwinning van het vrijheidsbeginsel - ook erfstuk van de Verlichting - tot gevolg gehad dat hele volken elkaar naar het leven staan. Dialectiek van de geschiedenis?
Laten we dichter bij huis blijven. Groeien Nederlanders en Vlamingen naar elkaar toe? Enige decennia lang heeft het erop geleken. Was het ‘Vlaams’ vroeger een ratjetoe van dialecten, nu wordt er op de BRT vaak beter Nederlands gesproken dan op onze televisie (dat kan makkelijk, zal men zeggen).
Maar ook in Vlaanderen worden, naarmate de zelfbewustheid van het gewest toeneemt - en Vlaanderen is al het machtigste en rijkste deel van België - de tekenen talrijker van een zich afzetten tegen het Nederlandse voorbeeld, dat jarenlang zo belangrijk was in de strijd tegen de hegemonie der Franstaligen (let wel: ik spreek van het Nederlandse voorbeeld, niet van Nederlandse steun, want die was er niet).
Dit is misschien een betreurenswaardige, maar zeker heel natuurlijke ontwikkeling. De Vlamingen staan tegenwoordig op eigen benen. Ze hebben de Walen, maar ook de Nederlanders niet meer nodig. Ze hebben hun vrijheid, hun identiteit met succes tegen pogingen tot verfransing verdedigd. Er is nu geen reden meer die in een groot-Nederlandse identiteit te laten opgaan.
‘Indien Wallonië het voortbestaan van België onmogelijk maakt, zodat de staat uiteenvalt, hoeft het zelfstandig worden van Vlaanderen niet per se en meteen te leiden tot een fusie met Nederland. Nog afgezien van de vraag of Den Haag dat zou verwelkomen - wat twijfelachtig is - is een Vlaamse staat van zes miljoen bewoners best leefbaar in een Europese Bond die lid-staten omvat met minder inwoners, zoals Denemarken en Ierland’, schrijft Manu Ruys in De Standaard van 11 september.
Er zijn inderdaad weinigen in Nederland die zo'n fusie zouden verwelkomen. Maar wat belangrijker is: ook in Vlaanderen wordt, anders dan vóór de Tweede Wereldoorlog, nauwelijks meer over Groot-Nederland gesproken, zelfs onder romantici. Het is een bewijs van een groter zelfvertrouwen, dat trouwens, gezien de ontwikkeling van de laatste decennia, volkomen gegrond is.
Er is nu, zoals gezegd, eerder sprake van een emancipatie, ook ten opzichte van Nederland. De Vlaamse minister van cultuur, Hugo Weckx, constateerde onlangs: ‘Meer en meer richten Vlamingen zich, wat hun standaardtaal betreft, naar een Belgisch-Vlaamse norm. Anders gezegd: heel wat Vlamingen ervaren het Nederlands van de Nederlanders als te Hollands, waardoor ze er hun standaardtaal niet wensen naar te richten’.
Lijkt Weckx deze ontwikkeling te verwelkomen, prof. Hugo de Schepper betreurt in Neerlandia (1992-4) ‘de afwijzing van de algemeen-Nederlandse ruimte en identiteit ten behoeve van een “Belgitude” en het propageren van een eigen provincialistische Vlaamse identiteit, om in een besloten ruimte zelfgenoegzaam op zichzelf terug te vallen’.
Bewijs: ‘de grondwettelijke, sedert lang en alom, ook bij de Franstaligen, aanvaarde termen “Nederlandse cultuur” en “Nederlandse Gemeenschap” werden stelselmatig vervangen door “Vlaamse cultuur” en “Vlaamse Gemeenschap”, met het bijbehorende lage sociaal prestige, terwijl de andere landsdelen zelfbewust voor “Franse Gemeenschap”, respectievelijk voor “Duitstalige Gemeenschap”, konden opteren’.
Ander bewijs: RTL4 werd van de Vlaamse buis geweerd, ‘zogenaamd om de Vlaamse identiteit tegen vertrossing te beschermen’. In plaats daarvan kwam de commerciële VTM, die ‘voor de ontwikkeling van de Nederlandse cultuur in Vlaanderen een ramp’ is. ‘Bovendien ziet de BRT zich ook, in navolging van de VRM, verplicht “vlomse” series uit te zenden.’
Kortom, ‘sedert ongeveer een decennium hanteert Vlaanderen steeds sterker een particularistisch referentiekader (...). In dat kader is ook voor Nederland geen plaats meer’. Wel, paradoxaal genoeg, voor Frankrijk, dat zijn financiële macht steeds meer in Vlaanderen doet gelden. Een dialectiek binnen de dialectiek?
Manu Ruys schrijft in zijn eerder geciteerd artikel in De Standaard dat ‘Nederland van dichtbij de gebeurtenissen (in Vlaanderen) volgt’. Nu, als dat waar is, dan is dat nieuw, want zowel de officiële als de onofficiële belangstelling voor Vlaanderen is in Nederland altijd bijzonder gering geweest - ten onrechte.
Maar waar het mij om te doen is, is aan het Vlaamse voorbeeld aan te tonen dat het dierbare geloof dat de volken - zeker volken die één taal gemeen hebben - steeds meer naar elkaar toe groeien, aan twijfel onderhevig is.
NRC Handelsblad van 10-11-1992, pagina 9